Op vadrouille met Nick Trachet (slot): met de boemel naar Hoeilaart

Nick Trachet
© Brussel Deze Week
30/08/2013
Als we eens naar Hoeilaart gingen? Het druivenseizoen is in volle gang en het weer mag er nog zijn. Straks begint het schooljaar en de vroege duisternis. Tijd dus voor een laatste zomeruitstapje.

M etro- en treinstation Schuman. Enkele minuten voor het uur vertrekt een boemeltrein richting Louvain-La-Neuve. Vanuit mijn treinzetel inspecteer ik de werken aan het GEN en moet toch wat schrikken wanneer we het vervallen stationnetje van Groenendaal - toch het beroemdste station van het land - voorbijsjokken. Het is nu helemaal omringd door werken en betonconstructies. Ik hoop dat men er weer een pak groen over neervleit, anders zullen we het stationnetje moeten omdopen tot Betonnendaal.

Eén halte verder stap ik af tussen de razende werken. De halte Hoeilaart ligt op een nieuwe brug en ik ga een rustieke houten trap af naar de Charles Coppensstraat, die mij bergaf naar het centrum brengt, een kilometertje verder.

Den Dikke en den Dunne
Hoeilaart is waar Vlaanderen het dunst is. Het gewest is hier slechts een dikke twee kilometer breed, geprangd tussen Brussel en Wallonië. Het FDF sprak van 'le carcan bruxellois', maar ik spreek liever over het spaghettibandje over de schouder van Brussel. Er staan nu nieuwe villa's, maar ook de oude huizen zijn rijkelijk versierd en groot. Hoeilaart is al meer dan een eeuw welvarend.

Dat is allemaal te danken aan Hoeilander (1841-1929) Felix Sohie, die hier het eerste tuinbouwbedrijf met druivenserres begon in 1862. Op één generatie tijd veranderde Hoeilaart in een 'glazen dorp' dat een fantastische kwaliteit kasdruiven op de markt zette: Ribier, Leopold, Luscat d'Alexandrie, Canon Hall (neen, niet kanonbal) zijn druivennamen die vandaag iedereen die maar iets van fruit weet nog kan citeren.

In de jaren 1960 verdween die rijkdom met de import van goedkope druiven uit het Zuiden. Enkele telers doen vandaag voort, en de niche voor deze prachtproducten zal altijd blijven bestaan.

Ondertussen wandel ik langs serres in alle staten van ontbinding: instortende, glasloze, maar ook enkele die nog in bedrijf zijn. Na een kilometer of twee sta ik bij het fraai neogotisch kasteel dat nu dienstdoet als gemeentehuis. Een grote weide nodigt er uit tot zonnen op het gras of een picknick. Ernaast, in het bed van de IIse die door het dorp stroomt, is een grote vijver aangelegd, met aan het eind het tramstationnetje waarvoor het standbeeld van dagbladverschijnsel Nero prijkt. In dat stationnetje huist nu een Nerocafé. Volgens enkele Hoeilanders die ik sprak, loont het de moeite om er eens te gaan eten (niet op maandag).

Vanaf hier gaat de weg bergop. Er staat op het dorpsplein een lelijke neokerk (dat komt ervan als tuinbouwers te veel gaan verdienen) en enkele weinig schilderachtige cafés. Felix Sohie heeft er een borstbeeld in het moderne gemeenschapscentrum dat zijn naam draagt (met toeristische dienst). Ik wandel door de Sohiestraat met het geboortehuis van de held en op de hoek is een Italiaans restaurant met de onwaarschijnlijk naam Den Dikke en den Dunne. Linksaf en dan weer rechts begint de klim richting Jezus-Eik (Wijndaalstraat). Even verder, naast een handelaar van bouwmaterialen, brengt het kleine Uylenstraatje de wandelaar neer een plateau waar ooit Sohies bedrijf stond, netjes zuidwaarts gericht moet het hier vroeger allemaal van glas zijn geweest, maar daar is niets meer van te zien; de plek werd verkaveld en is nu onder de villa's verdwenen.

Paardenlandschap
Dan maar verder de Wijndaalstraat door. Ik vermijd de drukke Jezus-Eikse steenweg en wandel langs meer ruïnes, serres en villa's de trage helling op (Steenbergstraat, Blommaertstraat). Terwijl ik langzaam boven het dorp uitstijg, zie ik eindelijk een bordje met 'Hier te koop Leopold, Muscat'. Dit laat ik niet aan mij voorbijgaan! Als er nog één streekproduct bestaat in Vlaanderen, dan is het dit wel. Ik roep dat er volk is, en daar doemt een kranige tachtiger op die mij met plezier een tros Leopolds van meer dan een kilo verkoopt. Het is Norbert Van Herentals, bekend Hoeilander en serrist. Bovenop de druiven krijg ik hopen commentaar en wijsheden over de streek en de druivenkweek. Was ik er niet kordaat weggestapt, ik stond nu nog met Norbert te kletsen! "Mérite un détour," zouden ze bij Michelin zeggen. De straat gaat over in een landweg en daar doemt in de verte het Zoniënwoud op, dat de helft van de gemeente bedekt. Natuurpunt wees Hoeilaart trouwens aan als "meest natuurrijke gemeente van Vlaanderen."

Wanneer ik op het einde van de weg rechts afsla (Koedalstraat) kom ik in een paardenlandschap terecht. Ik ben nu in Overijse. De villa's zijn nog dikker en overal huppelt manègepersoneel rond. Terug op de drukke weg (Vuurgatstraat) kom ik al spoedig op het restaurantplein van Jezus-Eik. Dat opengegooid is voor nieuwe bestrating. Na een welverdiende pint kan ik hier een bus nemen die mij in enkele minuten naar metrostation Herrmann-Debroux brengt. Dat was een mooie wandeling. Niet te ver, niet te steil. Met jonge kinderen zou ik de omgekeerde richting nemen, dan eindigt de tocht met een speelweide vooraleer naar het station te gaan. Maar dan moet men langer met de druiven zeulen, uiteraard.

Op vadrouille met Nick Trachet

Vaak gaan uitstapjes in het weekend naar verre oorden of grote bestemmingen, maar Nick Trachet blijft dichter bij huis. In de onmiddellijke omgeving van Brussel zocht hij enkele pareltjes uit, waar nog niemand in een reisbureau aan gedacht heeft.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving, Op vadrouille met Nick Trachet

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni