Louis Ferrant Anderlecht c Saskia Vanderstichele

37 jaar arts in Kuregem: ‘Wie lang blijft, krijgt respect’

27/11/2013

Nederlandstalige huisartsen in Brussel zijn een soort witte raven aan het worden. Van het honderdtal bereikt een deel binnenkort de pensioenleeftijd en veel vervangers staan er niet klaar. BDW sprak met ervaren rot Louis Ferrant, al 37 huisarts in Kuregem.

Dokter Louis Ferrant (67) is een man van contrasten. Al meer dan twintig jaar brengt hij het weekend door in een rustig, dunbevolkt Ardeens dorpje, waar zijn vrouw woont en werkt als huisarts. Tijdens de week is hij aan de slag in het rumoerige en kleurrijke Kuregem. Hij begon er 37 jaar geleden een duopraktijk die inmiddels uitgegroeid is tot een druk wijkgezondheidscentrum. Tot zijn zeventigste hoopt hij op dit ritme door te kunnen gaan.

F errant, afkomstig uit de Kempen, studeerde in 1976 af aan de UIA. Op het einde van zijn studies twijfelde hij nog even of hij geen specialisatie geriatrie zou doen of naar een ontwikkelingsland zou trekken. Uiteindelijk koos hij resoluut voor huisartsgeneeskunde. De keuze om in Anderlecht te beginnen was minder doelbewust. “Ik zocht vooral een arbeiderswijk waar nog niet veel huisartsen waren. Van de culturele verschillen in de wijk was ik mij niet bewust. Ik werd er tijdens mijn studies ook totaal niet op voorbereid. Tegenwoordig krijg je, mede door het initiatief dat ik samen met andere huisartsen genomen heb, aan elke universiteit toch minstens een paar lessen over diversiteit. Destijds werd daar met geen woord over gesproken.”

Welke problemen kwam u in het begin tegen wanneer u patiënten van buitenlandse origine over de vloer kreeg?
Louis Ferrant: “Er doken allerlei vragen op: hoe communiceer je met hen, wat is de ziektebeleving van niet-Europeanen, hoe interpreteer je hun klachten? Sommigen gebruikten bijvoorbeeld andere beelden en metaforen: mijn longen branden, mijn maag voelt als een steen.”
“Ook werden we geconfronteerd met het fenomeen van vage klachten. Mensen die steeds terugkomen met dezelfde klachten, vaak maag- of buikpijn. Het is geen ernstige ziekte, maar toch functioneren een aantal organen blijkbaar niet goed. In feite komt dat voor bij alle patiënten, maar destijds zag je dat meer bij de groep niet-Europeanen. Het mal partout-syndroom werd het ook genoemd. Ik vond dat een afschuwelijk woord.”

Hoe behandelde u dat?
Ferrant: “Door goed te luisteren. Er konden somatische oorzaken zijn, een overproductie van maagzuur bijvoorbeeld. Maar ook bleken psychische oorzaken, het getob over levensvragen of sociaal-economische factoren soms aan de basis van de ongemakken te liggen. De ontheemding speelde vaak een rol. Uit gesprekken met een van mijn patiënten bleek bijvoorbeeld dat hij met een enorm schuldgevoel zat omdat hij destijds vertrokken was uit Algerije en nauwelijks nog contact had met zijn moeder. Goed luisteren dus, wat destijds door vele andere artsen beschouwd werd als een softe aanpak.”
“Ik moet toegeven: later is ook gebleken dat een bepaalde bacterie in de maag die dit soort klachten kan geven, meer voorkomt bij de Noord-Afrikaanse bevolking.”

Ook het aantal gevallen van diabetes ligt veel hoger bij sommige bevolkingsgroepen.
Ferrant: “Klopt. We zien dat in onze praktijk. Bij Marokkanen bijvoorbeeld, komt diabetes tweemaal zoveel voor als bij de Belgische bevolking. Het heeft enerzijds met genen te maken, maar ook met levensstijl. Mensen eten te veel suiker en bewegen te weinig. Er zijn in deze wijk ook veel meer emotionele eters omdat het sociale isolement groter is. Dat wordt gecompenseerd met eten. De moeilijkheid is vooral dat vele patiënten het lastig hebben met het idee dat ze levenslang anders zullen moeten leven en medicijnen moeten slikken.”

Hoe pakt u de communicatie met de anderstalige patiënten aan?
Ferrant: “Dat blijft lastig. Als je met je patiënt in een kindertaal moet spreken, ontstaan er vlug misverstanden. Zeker bij psychische klachten of depressie is het essentieel dat men zich in zijn moedertaal kan uitdrukken. Nog steeds zijn er mensen die hun, soms jonge, kinderen mee op consult nemen voor de vertaling, maar dat weigeren wij. Je krijgt dan immers vaak een slechte vertaling. Bovendien geeft het de kinderen macht over hun ouders. Dat is niet goed want in Noord-Afrikaanse culturen worden de kinderen, zeker de jongens, al vlug op een piëdestal gezet. Het is ook niet wenselijk dat kinderen op de hoogte zijn van de intieme zaken van hun ouders.”
“Wij beschikken als wijkgezondheidscentrum drie dagen per week over een cultureel bemiddelaar, een vertaalster dus die ook de culturele context kent. Zij spreekt Turks en Azerbeidzjaans. Voor het Arabisch worden we geholpen door een van de dames aan het onthaal. Voor het Berbers hebben we echter niemand. De mensen brengen dan vaak een gelegenheidstolk mee, een vriend of familielid. Sinds enige tijd stelt de federale overheid ook videotolken ter beschikking. Het is een oplossing, maar niet voor alle consulten.”

Mensen met een ander etnische achtergrond doen vaker een beroep op traditionele of natuurgenezers. Hoe gaat u daarmee om?
Ferrant: “Zolang het onze behandeling niet schaadt, hebben we er geen probleem mee. We aanvaarden het, net zoals we homeopathie en accupunctuur aanvaarden. Maar er zijn grenzen. Epilepsie wordt in bepaalde culturen als iets bovennatuurlijks gezien. De islam ziet het als een straf van God. Ik wijs de mensen er dan wel op dat als hun kind geen medicijnen krijgt, het schade in de hersenen kan oplopen. Hetzelfde bij diabetes. Sommigen laten de medicijnen achterwege en proberen het met kruiden. Maar als de resultaten slecht zijn, dan zeg ik het. Ook bij kanker maak ik er geen probleem van als mensen ook andere zaken uitproberen, maar als chemotherapie nodig is, dan dring ik aan.”

Hoe is Kuregem veranderd sinds u zich hier gevestigd heeft?
Ferrant: “De diversiteit is veel groter geworden. Toen we begonnen, bestond onze praktijk uit 55 procent Belgen, 15 procent Sicilianen, 15 procent Marokkanen, 10 procent Turken en een kleine restgroep. Nu is nog 15 procent Belg. We hebben 35 procent Marokkanen, 20 procent Turken en maar liefst 30 procent anderen: Afrikanen en mensen uit het Oostblok bijvoorbeeld. In totaal hebben we 4.200 patiënten van 85 nationaliteiten. Onze praktijk is zo enorm gegroeid dat we in januari met een grote verbouwing beginnen.”
“Ook de werkloosheid is veel groter. De enorme groep jongeren zonder werk is een drama voor de wijk. Vele jongeren komen uit een gezin waar ook de vader geen job heeft. Bij de vaders leidt dit tot een gevoel van waardeloosheid. Voor de kinderen is het natuurlijk ook niet goed. Elk kind wil kunnen opkijken naar zijn ouders. Bovendien is de drempel naar een geregeld bestaan en naar het arbeidscircuit daardoor heel groot. Er heerst inmiddels een sfeer van fatalisme: wij krijgen toch geen kans op de arbeidsmarkt. Een klein percentage van de werklozen jongeren komt terecht in de delinquentie. Helaas bepalen zij voor de buitenwereld het beeld van Kuregem.”

Heeft jullie praktijk last van de criminaliteit?
Ferrant: “Tot voor enkele jaren hadden we af en toe een kleine inbraak. Maar sinds wij een wijkgezondheidscentrum zijn, krijgen wij van de mutualiteit een maandelijks forfait per patiënt. Er gaat hier dus geen geld meer over de toonbank. Bovendien heb ik het gevoel dat iedereen respect heeft voor mensen die hier lang in de wijk blijven. Onze medewerkers worden niet lastiggevallen.”

Is er een link tussen de grote werkloosheid en de toenemende islamradicalisering?
Ferrant: “Zeker, ik ben ervan overtuigd dat als er hier nog tien procent werkloosheid was, de radicalisering zou stoppen. Dan hoeven de mensen hun identiteit niet meer alleen in de godsdienst te zoeken, maar vinden ze die ook in hun werk.”

Zijn er ook tendenzen in de wijk die u hoopvol stemmen?
Ferrant: “Ouders hechten meer en meer belang aan een goede opleiding voor hun kinderen, ze sturen hen naar scholen buiten de wijk of naar Nederlandstalige scholen. Ze beginnen ook te kiezen voor kleinere gezinnen, niet langer acht, maar twee of drie kinderen. Hier en daar merk je ook dat mensen beginnen te investeren in een goede woning.”
“Maar er is nog veel te doen. Er is een soort Marshallplan nodig om Kuregem te ontsluiten. Vele jongeren zitten hier opgesloten. Door de Kleine Ring is er nauwelijks contact met de vijfhoek. Maar dit vergt politieke moed en een breed project, er moet gewerkt worden aan beroepsopleiding, werkgelegenheid en aan de architectuur en huisvesting. Want hoe je woont, is heel bepalend voor je welbevinden. Hier zijn vooral huurders. Eigenlijk zou iedereen een eigen huis moeten hebben, dat lijkt mij bijna een mensenrecht.”

Wie is Louis Ferrant?

  • Geboren in Westmalle in 1946
  • Studeert in 1976 af als huisarts aan de UIA en begint duopraktijk in Kuregem
  • Kreeg in 1998 de Prijs Verhulst-Van Eeckhoven voor zijn werk met migranten en in 2012 de carrièreprijs van Domus Medica voor zijn maatschappelijk engagement en zijn inzet als opleider van jonge artsen
  • Richt in 2000 het Huis der Gezinnen op, waar gewerkt wordt rond voeding, opvoeding en taal
  • Groepspraktijk wordt in 2008 omgevormd tot wijkgezondheids­-centrum MediKuregem
  • Verbonden aan het centrum voor huisartsgeneeskunde van de Universiteit Antwerpen

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Lees ook

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni