Reportage

Brusselse instrumentenbouwers gaan internationaal, maar vakmanschap verdwijnt

Jasper Croonen
© BRUZZ
24/04/2024

Ivan Put/Montage: BRUZZ

| Brusselse instrumentenbouwers Maxime Plateau (blaasinstrumenten), Jan Strick (strijkinstrumenten), Johan Deblieck (kistorgels) en John Joveniaux en Serge Michiels (gitaren.)

In de Notre-Dame van Parijs, die vijf jaar geleden grotendeels uitbrandde, staat binnenkort een nieuw orgel gemaakt in een atelier in Anderlecht. Ook andere Brusselse instrumentenbouwers maken in het buitenland furore met hun eigen gemaakte gitaren, violen en saxofonen. “Maar toch dreigt het vakmanschap onherroepelijk te verdwijnen.”

1887 INSTRUMENTENBOUWERS orgelbouwer deblieck 1

Ivan Put

| Binnenkort wordt het orgel naar het hoofdkoor van de Franse kathedraal verhuisd. Een heel orgel, dat gewoon in een bestelwagen past.

1887 INSTRUMENTENBOUWERS orgelbouwer deblieck 2

Ivan Put

| Het kistorgel dat Johan Deblieck voor la Maîtrise Notre-Dame de Paris mocht bouwen, staat centraal in zijn atelier te pronken.

Jan Strick, bouwer van strijkinstrumenten

Je loopt er zo voorbij. Tegen de voorgevel van Maison Bernard hangt alleen een subtiel gietijzeren uithangbord. Maar zet één stap binnen in het barokke salon en je weet meteen dat je bij een snaarinstrumentenbouwer of luthier bent. Overal instrumenten. Kasten vol strijkstokken. Achteraan een naar lak geurend atelier waar vier medewerkers met vaste hand schaven en vijlen aan violen en cello's. De vuilniszakken vol houtkrullen zijn volgens Jan Strick geen last voor Net Brussel, maar gaan allemaal de kachel in. Aan een van de muren hangt een gecraqueleerde foto die toont dat Maison Bernard al enkele generaties meegaat. “Het begon eind vorige eeuw bij André Bernard – de man op de foto. Ik heb zelf het vak geleerd van zijn zoon Jacques. In 1976 nam hij me in de leer en sinds 1986 run ik het atelier.”

1887 INSTRUMENTENBOUWERS violenbouwers huis Bernard 13

Ivan Put

| Jan Strick, bouwer van strijkinstrumenten voor Huis Bernard.

Vierenveertig jaar bouwt Jan Strick intussen violen. Honderden instrumenten passeerden in zijn vakkundige handen. Toch blijft het elke keer een uniek proces. “Elk stuk hout is anders en moet je op een andere manier interpreteren. Maar na al die jaren komt er wel een vorm van eenvoud in het maken. Ik weet waar de mogelijke valkuilen in het maakproces zitten, en hoe ik die moet omzeilen.”

Logischerwijs heeft Strick daarin een grote evolutie doorgemaakt. “Vroeger maakte ik violen voor vioolbouwers. Vanuit een technisch perspectief wou ik alles tot in de puntjes perfect uitvoeren. Nu is de klank die er uiteindelijk uitkomt voor mij van veel groter belang geworden. Ik heb van in het begin een toon in mijn hoofd waar ik naartoe probeer te werken. Ik werk, met andere woorden, veel meer voor muzikanten.”

“Dit doe je niet om rijk te worden, maar omdat het je passie is”

Jan Strick

Maison Bernard, strijkinstrumenten

Al verbetert hij zichzelf vrijwel meteen nadat hij het zo gezegd heeft. Hij creëert immers niet op vraag van uitvoerders, maar vooral vanuit een eigen drang. “Het gebeurt weleens dat muzikanten hier binnenwandelen met de vraag naar bijvoorbeeld een 'warm instrument met een volle klank'. Maar wat betekent dat? Mijn interpretatie daarvan kan iets helemaal anders zijn. Dus werken we vooral omgekeerd. Wij blijven instrumenten maken, nadien kan ons cliënteel uit het aanbod kiezen welke klank het meest bevalt.”

Of die aanpak rendabel is? “Dit doe je niet om rijk te worden, maar omdat het je passie is. Ons grote geluk is dat mensen voor een goede viool of een kwaliteitscello nog wel wat geld willen neerleggen. Ik zou niet graag in de schoenen van een gitaarbouwer staan, die veel minder kan vragen voor hetzelfde werk. En verder weten mijn vijf kinderen dat ze later niet al te veel centen, maar vooral violen zullen erven.” Bij die woorden verschijnt op het gezicht van Stricks zoon, die ook in het atelier werkt, een grote glimlach.

Johan Deblieck, bouwer van kistorgels

Het is niet meer dan een kleine kist, nauwelijks een kubieke meter groot. Toch lijkt het instrument de hele ruimte in te palmen. Het kistorgel dat Johan Deblieck voor la Maîtrise Notre-­Dame de Paris mag bouwen, staat centraal in zijn atelier te pronken. De orgelkas, het klavier en het pijpwerk zijn af. Binnenkort stroomt er ook lucht door en kan het naar het hoofdkoor van de Franse kathedraal verscheept worden. Een heel orgel, gewoon in de bestelwagen.

Wat Deblieck bouwt, is eigenlijk een kleinschaligere versie van de gigantische kerkinstrumenten. De techniek is identiek: lucht wordt door de pijpen gestuwd. Afhankelijk van welke toets je op het klavier indrukt, en welke registerschuiven je opentrekt, maak je met die luchtstroom een andere klank. “Het is een instrument waar je je heel bewust moet zijn van het belang van de klank. Want elke pijp die je maakt en plaatst, heeft invloed op het instrument in zijn geheel. Daar begint het voor mij dan ook. Als je een orgel bouwt, start je altijd met het tekenen van een plan, een beetje zoals een architect. Maar daarvoor heb ik eigenlijk al een bepaald timbre in mijn hoofd waar ik naartoe werk.”

“Ik denk dat het belangrijk is om zelf ook musicus te zijn”

Johan Deblieck

Deblieck Orgelbouw, kistorgels

Die expertise komt er natuurlijk niet zomaar. Het is de vrucht van Debliecks jarenlange ervaring als instrumentenbouwer én als organist. “Ik denk dat het belangrijk is om zelf ook musicus te zijn. Zodat je weet voor welke uitdagingen een uitvoerder staat. Je maakt het per slot van rekening voor hen.” Daarnaast rekent Deblieck vooral op de eeuwenoude geschiedenis van het instrument. “De waarheid vind je in de oude orgels. Je kan je alleen maar verbeteren in dit vak door naar andere instrumenten te luisteren. In het begin was ik erg onder de indruk van de klank van het kabinetorgel aan de Romaanse Poort in Leuven. Toen was ik natuurlijk ook zeer geïnteresseerd in het pijpwerk.” (Lees verder onder de foto)

1887 INSTRUMENTENBOUWERS orgelbouwer deblieck 4

Ivan Put

| Johan Deblieck mocht het kistorgel voor de Notre-Dame in Parijs bouwen: “Het is een instrument waar je je heel bewust moet zijn van het belang van de klank.”

Al mag de geschiedenis ook geen vooruitgang in de weg staan. Voor Deblieck is dat een evidentie – al zijn er puristen die daar anders over denken. “Ach, ik vind dat een belachelijke discussie. Mij maak je niet wijs dat Bach met zoiets als historische accuraatheid bezig was. Het ging hem alleen maar over de klank. De orgelpositieven van vandaag zijn een stuk krachtiger, omdat er nu ook krachtiger gemusiceerd wordt, en daardoor kunnen orgels nu en dan ook solistisch aangewend worden.”

Een nieuwe rol die het instrument actueel houdt? “Het orgel is altijd geassocieerd met de kerk. Maar waar moet het naartoe als de rol van religie steeds verder afneemt? In de dertig jaar dat ik dit doe, heb ik nog nooit een aanvraag voor een stageplaats gekregen. Als het zo verdergaat dreigen we dit vakmanschap onherroepelijk te verliezen.”

John Joveniaux en Serge Michiels, gitaarbouwers

Achter een brede garagepoort ligt het ruime atelier van Tao Guitars. Met brede werkbanken en een kelderverdieping vol gespecialiseerde machinerie. “Je had onze oorspronkelijke zolder moeten zien,” lacht Serge Michiels. “Dat was nog eens wat anders.” In twintig jaar tijd is het duo er inderdaad enorm op vooruitgegaan. Wat begon bij een business van kleine herstellingen, werd al snel een zoektocht naar de ultiem geconstrueerde gitaar. “We hebben allebei een opleiding als luthier,” zegt John Joveniaux. “Maar voor we zelf begonnen met ontwerpen, hebben we eerst een aantal iconische modellen nagebouwd: de Gibson Les Paul, de Fender Stratocaster … zo leerden we hoe die instrumenten in elkaar zaten. Waar de sterktes, maar ook de kleine kantjes van die gitaren zaten.”

“De uitdaging zit hem in het verzoenen van het visuele met het akoestische”

John Joveniaux & Serge Michiels

Tao Guitars

“Al snel begonnen we een eigen twist aan die kopieën te geven,” vult Michiels aan. “Het feit dat we met een stukje gitaargeschiedenis aan de slag gingen, verlamde ons niet. We zagen het net als een soort uitdaging: hoe kunnen we zo'n alom geprezen model toch nog verbeteren? Van daar was de klik snel gemaakt. We voelden allebei dat we die drang hadden om nu ook zelf aan de tekentafel te gaan zitten en echt met een wit blad te beginnen.”
Die sprong in het diepe loont. Ondertussen biedt Tao Guitars zeven eigen modellen aan. Van de als een Italiaanse sportslee gestroomlijnde Disco Volante, tot de Calder-achtig kronkelende klankkast van hun Sutorato. “Ze verdienen het om bij de beste hedendaagse gitaarbouwers gerekend te worden,” post een tevreden klant uit Roemenië op hun LinkedIn-­pagina.

1887 INSTRUMENTENBOUWERS Gitaar John met baard 5

Ivan Put

| John Joveniaux (met baard) en Serge Michiels: “Voor we zelf begonnen met ontwerpen, hebben we eerst een aantal iconische modellen nagebouwd: de Gibson Les Paul, de Fender Stratocaster.”

Die internationale aandacht hoeft volgens beide heren niet te verbazen. “Het was altijd onze ambitie om ook over de landsgrenzen met onze ontwerpen te scoren,” zegt Michiels. “Zeker in de Verenigde Staten bestaat er een relatief grote afzetmarkt voor dit soort custom­made instrumenten. Daar worden ze soms zelfs als kunstobjecten verhandeld. Die markt hebben we ook nodig, omdat mensen nu eenmaal wat minder willen betalen voor een gitaar dan bijvoorbeeld voor een viool.”

Al voegt Joveniaux daar in één adem aan toe dat de pure esthetiek nooit de drijfveer achter een ontwerp mag worden. “We zijn instrumentenbouwers. Dan wil je ook dat je werk kan klinken. Het is zo dat een mooi ontworpen gitaar zeer artistiek kan zijn, maar als dat kunststukje niet te bespelen valt, vind ik dat we ons werk niet goed gedaan hebben. De uitdaging zit hem net in het verzoenen van het visuele met het akoestische.”

Maxime Plateau, bouwer van blaasinstrumenten

Het atelier van Maxime Plateau is met voorsprong het kleinste op onze route. Niet meer dan een nis in zijn winkel, verstopt aan een klein kasseibaantje achter het Albertinaplein. In Le 47 hangen veel gitaren, maar het meest indrukwekkend is de muur vol saxofoons, trompetten, trombones en klarinetten. Een groot deel daarvan heeft Maxime zelf opgekalfaterd, volledig handwerk is in de wereld van de blazers immers zeer uitzonderlijk.

“Uitvoerders lijken steeds banger te zijn om hun instrument zelf onder handen te nemen”

Maxime Plateau

Le 47, blaasinstrumenten

“Als iemand me vijftigduizend euro geeft om een instrument te bouwen, dan kan ik dat vast en zeker volledig manueel. Maar waarom zou je dat doen? De opkomst van deze instrumenten hangt onlosmakelijk vast aan de industrialisering. Aan het begin van de twintigste eeuw was het plots mogelijk om die blazers, met alle techniciteit van kleppen en ventielen, door een machine te laten maken. Daardoor werden ze niet alleen beter, maar ook een pak goedkoper. Ze kregen in die periode ook vrij snel een plaats in het symfonieorkest, maar wat mij betreft blijft dit het instrumentarium van het proletariaat, en moeten het dus vooral – relatief – goedkope instrumenten blijven.”

1887 INSTRUMENTENBOUWERS Sax Maxime 2

Ivan Put

| Het meest indrukwekkend in Le 47 is de muur vol saxofoons, trompetten, trombones en klarinetten. Een groot deel daarvan heeft Maxime zelf opgekalfaterd.

Zijn herstellingen en modificaties aan de instrumenten zijn dan ook vooral kleinschalig, en gebeuren vaak in overleg met een muzikant die op zoek is naar een instrument dat bij zijn specifieke speelstijl past. “Je kan met minimale aanpassingen al grote veranderingen aan de klankkleur realiseren. Maar je moet je wel realiseren dat zoiets altijd een zoektocht is. Vooral studenten van het conservatorium durven hier weleens binnen te komen met een onwrikbare visie op hoe hun instrument moet klinken. Dan kan je, denk ik, alleen maar teleurgesteld worden door mijn werk. Zelfs met de beste vakkennis kan je geen sound forceren. De blazer geeft aan wat er mogelijk is, jij kan daarbinnen hoogstens wat accenten anders leggen. In dat opzicht hebben de jazzmannen die hier binnenwandelen het wat beter begrepen. Zij hebben vaker die openheid en die experimentele geest. Met hen wordt het een gezamenlijke zoektocht.'

Al is de belangrijkste uiting van Plateaus filosofie er vooral eentje die misschien wat tegen zijn eigen winkel ingaat. Want als instrumenten betaalbaar moeten blijven, doe je dat nog het best door ze zelf te repareren. “Wat mij betreft moet die vakkennis al op de muziekscholen aangeleerd worden. Het is heus niet zo moeilijk om een viltje in de kleppen van je saxofoon te vervangen of om een nieuwe kurken voering aan het mondstuk van je klarinet aan te brengen. Alleen lijken uitvoerders steeds banger te zijn om hun instrument zelf onder handen te nemen. Ik denk net dat je het daardoor alleen maar beter leert kennen.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel , Economie , Muziek , instrumentenbouwer , Tao Guitars , Deblieck Orgelbouw , Johan Deblieck , Maison Bernard , Snaarinstrument , blaasinstrument , kistorgel , Notre Dame Parijs , Le 47

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni