Team Gymnastics

Twee Brusselaars trekken naar het Europees Jeugd Olympisch festival

15/07/2015

De Europese Spelen van Bakoe zitten er nog maar net op, en daar is het volgende multisportevenement al. Delegatieleider Philippe Préat (51) trekt met 75 jonge atleten naar het Europees Jeugd Olympisch Festival (EJOF), dat van 26 juli tot 1 augustus plaatsvindt in Tbilisi. Onder hen maar twee Brusselaars, al ziet Préat daar geen tendens in. “De regio’s leggen hun eigen accenten en dat heeft zo zijn voor- en nadelen.”

“Het EJOF is een sportmanifestatie waarbij jonge atleten hun niveau kunnen meten,” vertelt Préat. “Voor sommigen is het hun eerste ervaring met een groot kampioenschap en de gelegenheid om zichzelf te evalueren. Volleyballers en judoka’s kunnen op die leeftijd (-18 jaar, red.) al aan grote internationale competities deelnemen, maar zwemmers bijvoorbeeld niet. Het heeft dus zeker belang.”

Dit tweejaarlijks sportevenement biedt jonge sporters de kans om aan te treden in negen disciplines: atletiek, basketbal, gymnastiek, handbal, judo, tennis, volleybal, wielrennen en zwemmen. Het eindresultaat is niet het allerbelangrijkste, wel de verzamelde kennis en ervaring. Het uiteindelijke doel ligt verder weg in hun carrière. “Dat zijn de Olympische Spelen. Je hebt sporters die goed waren op het EJOF en niet op de Spelen, en omgekeerd. Neem nu meerkampster Nafissatou Thiam, die iedereen ondertussen wel kent. Zij nam op het EJOF deel aan het speerwerpen, omdat er een andere uitstekende hoogspringster in de selectie zat. Wel, zij heeft de finale zelfs niet gehaald. Maar wij wisten dat dat niets wegnam van het potentieel en talent dat ze heeft.”

“Een ander voorbeeld is Tia Hellebaut, die in 1995 op het EJOF niet verder is geraakt dan een negende plaats in het hoogspringen. Zij behaalde later wel Olympisch goud. Kim Gevaert en Ann Simons hebben dan weer wel geschitterd op beide competities. Daarom zien we dit als een indicator. Je moet het resultaat op het EJOF op zich relativeren.”

De atleten die ons land afvaardigt, moeten eerst geselecteerd worden door hun federatie om finaal tot de selectie van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) te kunnen behoren. Dit jaar is de Belgische delegatie 75 atleten sterk, die in acht van de negen disciplines zullen aantreden. “Enkel in handbal vaardigen we geen ploeg af, omdat onze ranking in die leeftijdsklasse niet hoog genoeg is.”

“In het volleybal en basketbal sturen we enkel meisjesploegen, waardoor onze selectie met 54 meisjes grotendeels vrouwelijk zal zijn. Voor mij is dat geen groot verschil, ik moet er als delegatieleider sowieso voor zorgen dat alles vlot verloopt. De infrastructuur in Tbilisi is alvast goed, dat heb ik tijdens een werkbezoek vastgesteld. Er zijn verschillende nieuwe constructies en heel wat infrastructuur is gerenoveerd. Het is leuk dat er voor het eerst een dorp zal zijn tijdens het EJOF. Zo wordt het echt een miniatuurversie van de Olympische Spelen.”

Het merendeel van onze atleten zullen voor het eerst aan een evenement van dit belang deelnemen. Uiteraard gaan ze om te winnen, maar Préat en zijn team benadrukken dat de ervaring die ze er opdoen belangrijk is en dat ze vooral naar hun eigen prestatie moeten kijken. Als ze het beste van zichzelf geven, zullen de resultaten wel volgen. Dat geldt zeker voor de zestienjarige gymnast Takumi Onoshima uit Evere.

“Hij heeft het afgelopen jaar heel wat vooruitgang geboekt. Een specialisatie in een bepaald nummer hebben gymnasten op die leeftijd nog niet. Hij zit op de topsportschool van Bergen en dat betekent dat hij wekelijks 25 à 30 uren traint. Gymnasten zijn atleten die zeer gefocust bezig zijn met hun sport.”
“Je kunt nu nog niet zeggen of die jongen een grote toekomst voor zich heeft. Bij sommige meisjes kan je dat wel. De nationale trainer vertelde me dat twee meisjes die aan het EJOF deelnemen, aanspraak maken op een selectie voor Rio. Bij de jongens is de stap tussen beide niveaus groter. Het zal nog zeker drie à vier jaar duren voor je Onoshima echt kunt evalueren. Dit is ook zijn eerste ervaring op een grote internationale competitie met dergelijke sterke tegenstand.”

Twee visies
De eveneens zestienjarige Justine Dejemeppe is onze tweede Brusselse vertegenwoordiger. De loopster uit Vorst zal aan de vierhonderd meter deelnemen, en dat is een kleine verrassing. Zij boekte de afgelopen maanden forse progressie. “Met Allerheiligen organiseren we steeds een stage waar de federaties atleten afvaardigen die aan bepaalde criteria voldoen. Daar was Justine nog niet bij, dus dat betekent dat ze de afgelopen maanden stappen vooruit heeft gezet. Je mag haar zien als een verrassing, ja. Met 56.78 heeft ze een goede tijd neergezet, maar het is moeilijk om bepaalde verwachtingen uit te spreken.”
Met de veertienjarige Maellyse Brassart van Gym Phenix Oudergem heeft Brussel ook nog een atleet bij de reserves. Indien een van de drie geselecteerde meisjes afhaakt, zal zij haar vervangen.

Twee atleten op 75 is een nogal karige Brusselse vertegenwoordiging binnen de Belgische delegatie. Philippe Préat ziet er geen bepaalde tendens in. Hij wijst op de verschillende atleten uit de Rand die een band kunnen hebben met de hoofdstad. “Tja, onze 4x400m ploeg was op een bepaald moment volledig samengesteld uit Brusselaars en was wereldtop. En is dat trouwens nog steeds. Het hangt van zoveel af. Indien de ouders van Onoshima al die jaren terug niet hadden besloten om in Evere te gaan wonen, dan was er maar één Brusselaar bij. Ach, België is toch zo klein.”

Allemaal atleten
Een tendens die wel opvalt, is de meerderheid Vlamingen binnen de selecties voor grote multisportevenementen. Vlaanderen en Wallonië leggen elk hun eigen accenten wat sportbeoefening betreft, en dat heeft zo zijn gevolgen. “Vlaanderen heeft de keuze gemaakt om tien sporten volledig te ondersteunen. Atleten in andere sporten moeten echt wel top zijn om steun te krijgen. Ze investeren bijvoorbeeld veel in volleybal en hebben dan ook uitstekende spelers – heel de volleybalploeg op het EJOF is Vlaams –, maar atleten die aan taekwondo doen, krijgen dan weer veel moeilijker steun. Nochtans zijn ook zij zeer goed bezig.”

“Langs Franstalige kant kiest men om een bredere steun te bieden. Alle federaties krijgen iets, ook de kleinere, maar er wordt minder ingezet op specifieke disciplines. Iedereen krijgt een deel van de koek.”

Brusselse clubs moeten kiezen tussen een aansluiting bij de Franstalige- of de Nederlandstalige federatie. De meerderheid is bij de Franstalige federatie van zijn discipline aangesloten. Brusselse en Belgische atleten kiezen echter niet altijd volgens de taal die ze spreken, maar ook volgens de kansen die hen worden aangeboden. Zo sloot Vlaamse loper Jeroen D’hoedt zich bijvoorbeeld aan bij de Franstalige atletiekfederatie toen zijn tewerkstellingscontract niet verlengd werd bij Atletiek Vlaanderen. De sportbeoefening blijft wel grotendeels grondgebonden.

“Sportbeoefening is zeer regionaal en traditioneel in België. Hockey wordt vooral in Brussel en Antwerpen gespeeld, volleybal voor negentig procent in Vlaanderen, handbal in Limburg en Luik, … Dat zijn zaken waar weinig in lijkt te veranderen.”

“Persoonlijk vind ik het geen goede zaak dat de federaties gesplitst zijn. Maar het BOIC heeft daar niets over te zeggen en kijkt ook niet naar de federatie waarbij iemand is aangesloten. Voor ons zijn het allemaal atleten.”


U kunt de EJOF volgen via www.teambelgium.be en www.tbilisi2015.com

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sport

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni