Soldatenkeukens van den Duits

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
06/08/2014

“Mijn bedoeling was u de oorlog te vertellen, gelijk een te Brussel verblijvend Brusselaar, die niet is gevlucht zoals zovele hebben gedaan, die heeft meegeleefd, heeft nageleefd.”

Oorlogscorrespondent Karel Van de Woestijne had een column in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, van 20 augustus 1914 tot 21 november 1918. Eerder sfeerverslagen en persoonlijke impressies waren het, maar zeer filmisch geschreven. Zo was hij – bij de start van de oorlog – onder de indruk van de Grundlichkeit waarmee de voedselbereiding van de Duitse soldaten georganiseerd was. Wellicht omdat hij zich ‘tot de kleine Brusselse burgerij rekende, die zeer te beklagen was’.

21 augustus 1914 - “De intocht in Brussel is gisterennamiddag begonnen. (...) Men hoort ze, lang voor men ze te zien krijgt. Het is als een schaaf, die over hobbelige keien van de steenweg gaat, aldoor nader, aldoor nader (...) een Duitse troep van een duizend man. / Zij trekken aldoor maar voorbij. Nu en dan wat kanonnen. Maar het zijn vooral de keukens, die de aandacht trekken; fornuizen op wielen, met een rokende schouw. Op één van die wagens herken ik een jong Duits schilder, die ik vier jaar geleden te Brussel heb ontmoet. Hij knikt mij monter toe, terwijl hij in de ketel, die heel zijn keukengerei uitmaakt, blikjes erwten ledigt... Het is één uur in de middag. Zij gaan sedert vanochtend zes. Gisteren hebben zij van drie tot acht gelopen. Zij zijn blijkbaar nog ver van het einde... / Buiten zien wij door het open raam de troepen, die hun maal aan het verorberen zijn: erwtensoep met spek en aardappelen, met grote lepels geschept uit de ketels der leuke keukenwagens.”

23 augustus - “De doortocht duurt nu al drie dagen (...). Te Laken (waar Van de Woestijne woont, red.) trekken de wagens voorbij met de overzetboten; te Brussel zijn het wagens met proviand. Men krijgt een wee gevoel, men wordt als zeeziek van aldoor maar hetzelfde te zien. / De manschappen zijn weg: nu komt het proviand. Men ondergaat een zekere weerzin voor dat leger, dat op de vijand aanrukt met een eindeloze sleep wagens vol eetwaren, maar krijgt bij nadenken dan ook een zekere eerbied voor de orde, de nauwkeurigheid, de praktische zin waar alles mee voorbereid is. / De Duitse minister van 1914 wil zich niet vergissen: hij zorgt er vooral voor dat de Duitse soldaat te eten heeft. / Met mijn vriend wandel ik naar de Grote Markt. Niemand heeft er echter nog toegang toe. Door de smalle straatjes ziet men, als door verrekijkers, het stadhuis bevlagd met de Duitse kleuren (...). De markt ziet er uit als de legering van een bende zigeuners, zover men zien kan. Rondom grijs bestofte huifkarren. Middenin de keukenwagens. Want het Duitse leger kookt altijd en overal. En dan, tussen de gebundelde geweren in, groepjes gehurkte soldaten. Er gaat een blij gegons op uit hen.”

26 augustus - “Ik keer naar de stad terug, naar het Noorden toe. Daar zie ik het stationsplein geheel leeg. (De openbare treinen en telegrafie werken al een week niet meer, red.). Voor de ingang van het station zijn twee mitrailleuses geplaatst, de vuurmond naar de stad toe. Ik smaak de nogal vreemde gewaarwording, een aperitief te drinken met zo’n ding vlak op mij gericht...”

3 september - “In al de ministeries zijn de Duitsers druk in de weer. Op het vierkant plein achter het Parlement hebben de soldaten een verschansing van zakken aardappelen opgeworpen. Daarachter hebben zij een gemakkelijke keuken ingericht. De schouwen van hun fornuizen vonken. De koks, aan lange tafels, maken groenten klaar. Ik merk met genoegen, dat de manschappen, die in de Senaat huishouden, vanmiddag rabarber te eten krijgen. Moge het hun wel bekomen!”

22 september - (Van de Woestijne merkt een soldaat uit Vilvoorde op, red.), die vertelt hem : “‘t Ergste is dat de hongersnood nadert voor ons. De Duitsers hebben in de omstreken een voorraad van een paar honderd koeien. Maar daarmee is de bevolking niet gebaat.” (Aan Belgische zijde begint het stilaan te rammelen in de buik, de prijzen stijgen, de voorraden worden schaars, stilaan lijdt de Brusselaar ontbering, red.)

19 oktober - Van de Woestijne wandelt naar Haren. “Over Haren, waar twee meelfabrieken in volle werking, puffen en snorren, de ene voor het werk der volkssoep, de andere ten behoeve van ‘den Duits’, ontkomen wij aan het desolate landschap. (...) Wat verder is het de Duitse veldbakkerij die enige afleiding gaat bieden: tussen honderden tenten in, de troggen waar de deeg gekneed wordt en, ordentelijk in één rij, de ovens, op hun vier wielen en met hun hoge schouw: net kleine locomotieven (...). De soldaatjes reppen zich: het is - heet het - het laatste brood dat zij op deze plaats zullen bakken; vanavond reeds zullen zij voor een ander bestemming afreizen (...) Hoe prachtig, hoe ontzegwekkend praktisch dat gedeelte van het Duitse leger is ingericht.”

Volgende week, deel 2: Patatten kweken in de stad.

Herinneringen aan '14-'18

De Groote Oorlog wordt ook in Brussel herdacht, met tentoonstellingen en activiteiten allerhande.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving , Herinneringen aan '14-'18

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni