De meerwaarde van Bon: gesprek met directeur Eric De Jonge

Madeleine Sergooris
© Brussel Deze Week
31/10/2009
"Le inburgering, c'est une façon de créer des néerlandophones." Bon-directeur Eric De Jonge kan de schampere opmerking uit Franstalige hoek moeiteloos weerleggen. Sinds de oprichting in 2004 vaart Bon langzaam maar zeker een eigen koers binnen het Vlaamse inburgeringsbeleid.

De integrale aanpak blijkt een voorbeeldige manier van werken en vooral van samenwerken, waarvan men in Vlaanderen en daarbuiten wil leren. Maar ook aan Franstalige kant en in het buitenland wordt Bon gevolgd.

"W e reiken Brusselse instellingen en Franstalige organisaties constant de hand. Als we over onderwijs en gezondheid praten, dan verwijzen we door naar de Nederlandstalige en de Franstalige voorzieningen in Brussel," vertelt directeur Eric De Jonge. "We moeten nog beter afstemmen met wat aan Brusselse, dus ook Franstalige kant gebeurt. Elkaar beter leren kennen, naar een samenwerking stap voor stap. Brussel is een geval apart, we hebben elkaar nodig."
"We stellen vast dat onze Franstalige vrienden zeer geïnteresseerd zijn in ons product. Bon ontvangt delegaties uit Charleroi, Namen, Luik: mensen van OCMW's, migrantenorganisaties of integratiecentra die met specifieke vragen over onze organisatie komen. In onthaal en begeleiding van nieuwkomers hinkt Franstalig België nog een beetje achterop. Maar we krijgen ook buitenlandse delegaties over de vloer: van Catalonië over de States tot in Lapland zijn ze benieuwd hoe wij in Brussel inburgering aanpakken."

De structurele samenwerking met Brusselse instellingen, organisaties en diensten is de hoeksteen van die geïntegreerde aanpak. Hoe ziet u die samenwerking evolueren?
Eric De Jonge:
"We gaan regelmatig met gemeenten praten, want zij hebben een directe band met de bevolking. Er is een stijgende vraag vanuit de OCMW's. Vorig jaar hebben we een groep van twaalf mensen begeleid in een samenwerkingsverband met het OCMW van Schaarbeek. Op lokaal niveau zijn er ook banden met de gemeenschapscentra in die regio waar we les geven. Zo leiden we de mensen naar socioculturele activiteiten. We investeren ook veel in overleg. We nemen actief deel aan de Brusselse overlegstructuren."

Welke tendensen zijn er in de samenstelling van de Bon-populatie?
De Jonge:
"Het hoofdaandeel van asielzoekers is gedaald tegenover vijf jaar geleden. Gestegen is het aandeel van de oudkomers, met bijna veertig procent, door de uitbreiding van de doelgroep in het Vlaamse inburgeringsdecreet. Onze man-vrouwverhouding is gelijk, dat is een goede verhouding. We hebben twee derde hooggeschoolden en een derde laaggeschoolden, dezelfde verhouding als in Vlaanderen."

"We hebben altijd met veel Arabischtaligen gewerkt. Ook intern zijn er Arabischtalige medewerkers bijgekomen, en dat werkt positief op de instroom. Worden wij nu een onthaalbureau alleen voor Marokkanen? Neen, dat debat hebben we ook al intern gevoerd. Bon wil zijn dienstverlening ter beschikking stellen van alle mensen van vreemde origine en voert daarvoor specifieke acties. Op een bepaald moment wilden we de Turkse gemeenschap bedienen, maar dat bleek verschrikkelijk moeilijk. Pas toen we het netwerk van Turken in Schaarbeek aanspraken en met mensen uit de buurt gingen samenwerken, lukte het. Vorig jaar hebben we een Poolse lesgeefster aangeworven, en plots hadden we een instroom van Polen. Er zijn een aantal doelgroepen die we maar mondjesmaat bereiken, zoals de Chinezen of de Roemenen. De vraag is nu of we een Chinese of Roemeense lesgever moeten aanwerven om die groepen te bereiken."

Dit jaar wordt er voor het eerst lesgegeven in het Afrikaanse Poular. Hoe ver gaat Bon in zijn aanbod van talen?
De Jonge:
"De Guineeërs maken een grote groep uit, daarom wilden we ze in hun taal bedienen. Hetzelfde met de Tibetanen: die zaten vroeger in de Engelstalige groep, maar we stelden vast dat ze achterop geraakten door de taalproblemen, en dan moet je daar iets aan doen."
"De Congolezen en Rwandezen zijn de grootste Afrikaanse groep binnen onze populatie. Na de genocide zijn hier veel Rwandezen beland, maar moeten we daarom lesgeven in het Kinyarwanda? Het is een continu afwegen."

"We werven doelbewust mensen aan die zoveel mogelijk talen beheersen. Op dit moment werken we met in de twintig talen. We investeren daar ook in. Als een medewerker Portugees wil leren, dan komt ons dat op een dag misschien goed uit. Onze politiek is ook dat het Nederlands de taal op de werkvloer is. We zijn al twee jaar intensief bezig met de Nederlandstalige opleiding van sommige van onze medewerkers. De werktaal is Nederlands, iedereen moet ze beheersen. Maar we leven in Brussel, iedereen mag ook zijn eigen taal spreken."

Het is zeker niet toevallig dat veel oud-cursisten bij Bon werken?
De Jonge:
"Bon voert een tamelijk progressief personeelsbeleid, en dat is aantrekkelijk voor de gemeenschappen die we bedienen. Mensen die bij ons uitstromen, solliciteren dan ook. We zijn natuurlijk een project dat de multiculturaliteit predikt."
"We zijn met tachtig. Drie kwart van de cel Instroom en van de docenten is van buitenlandse herkomst. Dat is ook logisch, want we geven de cursus in een andere taal, en wie beheerst die?"
"Als je een gesluierde leerkracht voor de klas plaatst, heeft dat impact op de klas. Daar is het ons ook om te doen, want de mensen van onze doelgroep gaan zich zo meer op hun gemak voelen. Voor inburgering heb je ook contacten met andere culturen nodig. En bij de instroom: het best geplaatst is wie het van a tot z heeft meegemaakt. Een gediversifieerde organisatie vraagt ook een aangepast personeelsbeleid."

Een budget van vier miljoen euro overheidsgeld voor de inburgering van 1.400 Brusselse nieuw- en oudkomers in 2008: zijn de resultaten die investeringen waard?
De Jonge:
"Het onderzoek naar de resultaten is nog niet helemaal rond, maar we stellen vast dat het aantal starters Maatschappelijke Oriëntatie in 2008 met 256 is gestegen. Dat een groot deel van de mensen een beroepsopleiding en Nederlandse les volgt, en dat ze het ook volhouden. Dat er een deel aan het werk is - hoeveel precies weten we niet. Feit is wel dat hooggeschoolden vaak werk voor laaggeschoolden doen. En waar we nog zwak in staan, is in onderwijsbegeleiding van minderjarigen, ook omdat de groep bereikte minderjarigen veeleer klein is. De kinderen van onze groep oudkomers zitten meestal al op school. Wat we zouden willen doen, is met Brusselse scholen allerlei informatieacties opzetten. We willen onze onderwijspartners stimuleren om de mentaliteit mee te helpen veranderen."

"De Belgische bevolking zal voornamelijk in Brussel aangroeien, en de aangroei zal vooral van de nieuwkomers komen. Dat is een enorm kapitaal aan mensen, en daar moeten we in blijven investeren. Hoe sneller zij kunnen participeren aan het maatschappelijk bestel, hoe meer ze kunnen bijdragen. En daar wordt iedereen beter van."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni