180 jaar na 'Blijde Invaart' Kanaal Brussel-Charleroi: Het bakske van Vifquain

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
21/09/2012
Na vier jaar graven werd op 22 september 1832 een 'baquet de Charleroi' of 'bakske' stroomafwaarts gelaten op het nieuwe Kanaal Charleroi-Brussel. Drie dagen later kwam het in Brussel aan; koning Leopold I was apetrots. Het zou de prijs van kolen voor burger en Brusselse industrie met veertig procent doen dalen. Allemaal met dank aan de nu vergeten ingenieur Jean-Baptiste Vifquain.

F ietsen of wandelen langs het jaagpad van het oude Kanaal Brussel-Charleroi - vooral tus­sen Ronquières en Seneffe, waar geen vaart meer passeert en vissers karpers van twintig kilo ophalen - kunnen we vriend en toerist maximaal aanraden.

Hier snuif je meteen de sfeer op van de negentiende- en twintigste-eeuwse 'parapluvaart' met ranke steenkoolboten, de nostalgische baquets de Charleroi. Die werden ook wel sabots, tchabots (in het Waals), klompen (in Nederland) en in Brabant en Antwerpen bakskes genoemd. Ze waren een creatie van de ingenieur Jean-Baptiste Vifquain (of Vifquin), die leefde van 1789 tot 1854.

Steenkool
Vifquain is een Brusselaar van zeven wonderen. Geboren in Doornik en opgeleid tot ingenieur in Parijs (aan de École Polytechnique) schopt hij het tot chef-ingenieur van ons ministerie van Waterstaat (in de Hollandse periode). Even is hij ook gemeenteraadslid in Sint-Joost-ten-Node, maar voor alles blijft hij de uitvinder van de baquet de Charleroi, geconcipieerd voor het kanaal dat hij ontwierp. Vandaag zijn 's mans verdiensten wat in de vergeethoek geraakt. Enkel de gemeente Seneffe wijdde met de Journées du Patrimoine nog een tentoonstelling aan Vifquain, als appetizer voor een gerestaureerd bakske dat pas op het droge werd gehaald en in april 2013 als museum opengaat.

Wat Brussel zoal aan Vifquain te danken heeft? De bouw van de neoklassieke gevangenis van Brussel voor vijfhonderd man, ter vervanging van de cachotten van de Hallepoort. De afbraak van de tweede stadsomwalling voor de aanleg van de boulevards van de Kleine Ring - hij wint het concours dat koning Willem I hiervoor uitschrijft. De verbinding van de 'Koningswijk' met het paleis van Laken, met een ijzeren brug over de Zenne. Als ingenieur leidt hij ook de bouwwerf van de koninklijke Muntschouwburg (1817-'18). Hij realiseert de Schaarbeekse Poort en het Barricadenplein, en is ook het grote licht achter de constructie van de Passage de la Monnaie of 'Muntgat' (1820), de eerste met glas overdekte winkelgalerie in België (afgebroken in 1967 voor de aanleg van de metro).

Hij verbindt het nationale spoorwegnet met Pruisen (1843), is de echte ontwerper van het Waterloo-monument, in een variant gerealiseerd door ingenieur en paleisvriend Charles van der Straeten, en vooral - en daar komen we bij het kanaal - is Vifquain de man achter de grootste niet-natuurlijke waterweg die de Borinage met Brussel ging verbinden, het Kanaal Charleroi-Brussel.

Al eeuwen was Brussel vragende partij voor een snelle aanvoer van steenkool van Charleroi naar Brussel en Antwerpen. Willem I zet als koning der Nederlanden de aanleg op het prioriteitenlijstje. Vifquain wordt met het project belast, en tussen 1827 en 1832 wordt het kanaal gegraven. Voortaan kan, sneller dan met paard en kar, de steenkool met zeventigtonners over een watertraject van 74,5 kilometer vervoerd worden. Niet minder dan 55 sluizen overbruggen het hoogteverschil van meer dan honderdtwintig meter. Alleen al op het stuk niet meer bruikbaar kanaal tussen Ronquières en Seneffe (de binnenscheepvaart gaat nu langs het Hellend Vlak uit 1968 en het nieuwe Kanaal Ronquières-Seneffe) vind je dertig sluizen en sluiswachtershuisjes (foto).

Dat hoogteverschil overbruggen bleek de grootste uitdaging voor Vifquain. Hij tekende zelfs drie waterbekkens (in Feluy, Ronquières en Ittre) om in alle seizoenen zeker genoeg water te hebben voor de kanaalvaart. En er kwam een lange galerietunnel, La Bête-Refaite, van bijna 1,3 kilometer. Die moest het probleem van een bergkam opvangen. Door die tunnel, van Seneffe tot Godarville, konden enkel kinderen en vrouwen de boten trekken; paarden durfden niet door het donker.

Lege bakskes
Dat brengt ons bij Vifquains baquet, het 'bakske'. Het was een stalen variant van de Hollandse Waal, een soort kwartspits. Het lieflijke vaartuig was amper 2,60 meter breed en 19,20 meter lang, waardoor het net door de sluizen paste. De schippersgezinnen leefden in het achteronder van de boot en haalden wel eens een paraplu van onder de kap als ze bij het roer stonden. Vandaar de naam parapluvaart.

Omdat de lege bakskes makkelijk konden kenteren, voeren ze soms als tweeling. Toen in 1933 het Kanaal Brussel-Charleroi - dat tegen die tijd al meermaals was verbreed, een eerste keer al in 1854 - voor schepen van driehonderd ton toegankelijk werd, werd Vifquains geesteskind uit roulatie genomen.
Vandaag zijn de bakskes enkel nog in gebruik als woonark. Er liggen er achter de Anderlechtse sluis, in Ronquières (als bed & breakfast) en elders op de vaart. En ook na honderdtachtig jaar blijven ze mooi.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni