Sven Gatz waagt zich aan semi-literaire stedelijke beschouwingen

Danny Vileyn
© Brussel Deze Week
27/09/2008
Met 'Bastaard - Het verhaal van een Brusselaar' heeft Sven Gatz een geslaagde poging ondernomen om een boek over Brussel te schrijven voor een breed publiek. De politicus Gatz heeft niet de gewoonte met zijn privéleven te koop te lopen. Maar in dit boek brengt hij voor het eerst uitgebreid zijn familie en zijn moeder, aan wie het boek is opgedragen, in beeld.

Uiteindelijk komt het in een stad altijd goed. Parfois par choc, parfois par ondulation. Dat schrijft Sven Gatz (Open VLD) in de epiloog van zijn nieuwste boek, dat vanaf 26 september in de boekhandel ligt.

De geboren en getogen Brusselaar, Jettenaar en fractievoorzitter in het Vlaams parlement, poneert dat 'men' over zijn bastaardgehalte (als Brusselaar) zelf beslist, volgens het liberale credo: niet je afkomst, maar je toekomst telt.

Gatz wou zijn verhaal alleen maar publiceren als het tegelijk in het Nederlands en het Frans (Le 'bastaard' bruxellois, uitgegeven bij Luc Pire) verscheen: een Brussel-verhaal is alleen geloofwaardig als het in de twee talen kan. Die mening wortelt in zijn familiegeschiedenis. Gatz schrijft: "Thuis werden we opgevoed in het Algemeen Nederlands. (...) Mijn ouders hadden nochtans kunnen kiezen voor een tweetalige opvoeding. Mijn moeder, hoewel perfect tweetalig, had het Frans als moedertaal. (...) Mijn vader wist hoe subtiele verfransingsprocessen lelijk hadden huisgehouden in de hoofdstad."

Het is niet de eerste keer dat Gatz een boek op de markt brengt of tekstbijdragen levert aan een publicatie. Het is wel de eerste keer dat hij zich aan een verhalend boek waagt. Bastaard biedt niet alleen een staalkaart van (de evolutie van) Gatz' politiek-stedelijke ideeën, hij etaleert ook zijn kennis van de geschiedenis van Brussel, en voor het eerst leren we ook waar de familie Gatz vandaan komt en biedt hij ons, met het verhaal van zijn ambitieuze moeder, die op haar 61ste stierf, een inkijk in een stukje privéleven. Dat gebeurt met heel veel begrip voor bijvoorbeeld de scheiding van zijn ouders en het ongewone levensparcours van zijn moeder. Schrijft Gatz: "Mijn moeder ervoer het vlakke leven van een anonieme straat (in Sint-Agatha-Berchem, DV) als beklemmend. Ze leerde een andere man kennen en ging weg in 1981. (...) Een scheiding is voor kinderen nooit prettig, maar als het dan toch moet, is de manier waarop mijn ouders het co-ouderschap (overigens een term die nauwelijks bekend was) invulden, voorbeeldig."

Het verrast dat de eerder gereserveerde Gatz zich bloot geeft. "Ik wil niet koketteren," zegt hij; "het persoonlijke is een techniek om een zo breed mogelijk publiek te bereiken." De ware schrijversambitie is, vertelt hij, een vervolg te schrijven op Arm Brussel van Geert van Istendael, het grote voorbeeld van een goed Brussel-boek. "Maar ik weet niet of ik daarin ben geslaagd." Gatz hoopt naast de 'fulltime Brussel-lovers' en de mensen die hem kennen, ook buitenstaanders warm te maken voor de hoofdstad.

Imelda en de islam
Gatz heeft drie jaar op het boek gebroed, geschreven heeft hij het in één jaar (een halve dag per week). "Ik heb het genre boek geschreven dat ik zelf graag lees. De politiek was mijn kapstok, de politieke hoofdstukken gingen vanzelf, de meer literaire betekenden vaak sleutelen en zweten." Lees even mee: "Toen mijn moeder in 1945 in het nette Oudergem het levenslicht zag, had mijn grootmoeder Georgette Wittebolle haar West-Vlaamse wortels al een tijdje achtergelaten om te gaan werken in de hoofdstad. Er was een bucolische tussenstop in Schepdaal, maar de dagelijkse afstand met de boerentram bracht het gezin Rouddeau er toch toe om uit noodzaak neer te strijken in het grauwere en dichtbevolkte Molenbeek. Daar groeide mijn moeder op, ze werd naar het gereputeerde Imelda-instituut gestuurd en later naar Le Parnasse in de rue d'Arlon. Meisjes van goeden huize gingen er naar school. Mijn moeder voelde zich er vaak de underdog, te min voor de chique dametjes."

Gatz heeft het in zijn boek over heel uiteenlopende onderwerpen, hij maakt zelfs een zijsprong naar New York. Het beeld van de schrijver is dat van een agnost die maar in één zaak gelooft: de stad. Gatz schuwt de gevoelige onderwerpen niet: hij is geen papenvreter en geen islamvrezer, zo vat hij zijn kijk op de twee dominante religies in dit land samen. Gatz wil ook geen onderscheid maken tussen religies: in een liberale democratie kunnen ze naast elkaar bestaan, maar, onderstreept hij, ze moeten hun plaats en hun grenzen kennen.

Hij gelooft in de stad, maar niet op een religieuze manier: "De stad is wat ze is." Concreet wil dat zeggen dat Brussel elke dag een beetje minder België wordt, en elke dag een beetje meer Europa en de wereld. Erg is dat niet, schrijft Gatz, het is gewoon zo.

Gatz houdt van de stad, Gatz houdt van Brussel. Maar een politicus kan geen boek schrijven zonder voorstellen te lanceren en kritiek te formuleren. De Brusselse instellingen hebben niet slecht gefunctioneerd, vindt hij, maar: "Een nieuwe generatie politici moet over de taalgrenzen heen de communautaire beschotten slopen op het vlak van cultuur en toeristische promotie."

Ook over armoedebestrijding heeft Gatz uitgesproken ideeën en recepten. De minimale ambitie van Brussel moet zijn: de armoede met de helft verminderen. Maar zelfs dat wordt geen sinecure. Gatz citeert de geëngageerde pastoor Johnny De Mot, die "sleet op het engagement" ontwaart: "Armoedebestrijding is in Brussel bijna een gewone job geworden, dat is een val waar we niet mogen intrappen."

Sven Gatz, Bastaard - Het verhaal van een Brusselaar, uitg. Meulenhof/Manteau, 224 blz., 19,95 euro

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Politiek

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni