SOMA 7879

Wat met Belgisch erfgoed van de donkere jaren van de 20ste eeuw?

© Brussel Deze Week
05/11/2014

Tenzij het CegeSoma een van die federale culturele instellingen is “waarin niemand nog gelooft”, omdat het niet langer de moeite loont het Belgische erfgoed van de donkere jaren van de 20ste eeuw te bewaren, te bestuderen en aan een breed publiek bekend te maken, moeten er middelen worden gezocht om dit doemscenario af te wenden.

E r is veel ophef geweest in de media over de beslissing van de nieuwe regering om hard te snoeien in de dotaties van de federale culturele en wetenschappelijke instellingen (FWI). In De Morgen van 24 oktober weidde ook Rik Torfs, rector van de KU Leuven, er een opiniestuk aan. Nu is het geen geheim dat Torfs zelden om een boude uitspraak verlegen zit. Zo is zijn laatste paragraaf niet weinig van de pot gerukt. Hij heeft het over het sluiten van federale instellingen “waarin niemand nog gelooft”. Welke instellingen hij bedoelt, maakt hij echter niet duidelijk. Hij heeft het ook over een mogelijke fusie tussen de Musea voor Schone Kunsten (KMSKB) en Bozar. Wie enigszins vertrouwd is met de opdrachten en werking van deze instellingen, weet dat ze heel weinig met elkaar gemeen hebben. Een kunstenhuis fuseren met een wetenschappelijke instelling annex museum – of beter musea – het is een hele krachttoer. Enfin, hier spreekt de Torfs van De slimste mens, niet de Torfs die zoals in de paragrafen die eraan voorafgaan toch ook erg zinnige dingen te vertellen heeft.

Want ik lees in zijn opinie ook waardevolle analyses. Zo wijst hij op het uiteengroeien van Frans- en Nederlandstalige culturele middens. De professionele historici vormen daar in zekere mate nog een zeldzame uitzondering op, maar vanuit vogelperspectief heeft hij geen ongelijk. Dat is een realiteit die we moeten aanvaarden, net als dat er sinds 1980 twee wetenschappelijke gemeenschappen zijn gegroeid. In feite lees ik in zijn stuk vooral een pleidooi - dat op Vlaanderen is gericht, maar al even belangrijk is voor Brussel en Wallonië - om niet terug te plooien op een eng (bloedeloos!) regionalisme. Hij vraagt een duidelijk engagement van de regio’s naar de federale instellingen toe: een heldere overeenkomst, financiële afspraken, kwaliteitseisen en politieke onafhankelijkheid. Zijn stelling dat we de FWI in de toekomst veel meer moeten verbinden met een internationale opvatting over wetenschap en cultuur, en niet langer in een Belgo-Belgische context moeten opsluiten - dat wil zeggen geen unitair Belgische, maar al evenmin een (con-)federale -, daar ben ik het persoonlijk helemaal mee eens. Zijn andere stelling, dat het geld in eerste instantie naar onderzoek moet gaan (laat er ons het inhoudelijk museale en documentaire aan toevoegen) en niet naar ‘loodzware’ omkadering, ook daar ben ik het mee eens.

Nu wil ik, na deze macrovisie op het wetenschapsbeleid in dit landje, en ter informatie van Rik Torfs, ook even tot op de werkvloer afdalen. Mijn instelling, het Studiecentrum Oorlog en Maatschappij (CegeSoma), met zo’n 45 medewerkers in diverse statuten en een totaalbudget van twee en een half miljoen euro, is zeker de kleinste instelling die nog op federaal niveau actief is. In vele opzichten is het ook een buitenbeentje. Het is opgericht als een gespecialiseerd centrum over WO II en daarna uitgegroeid tot een internationaal gereputeerd kenniscentrum over conflictgeschiedenis in de 20ste eeuw. Het combineert op een originele manier onderzoek, documentatie en publiekswerking. Gespecialiseerd in de donkerste jaren van de eerste helft van de vorige eeuw is het een vertrouwd servicecentrum voor bevolking en overheid. Voor de historici van de nieuwste tijd fungeert het als een uniek platform van samenwerking en dialoog over alle grenzen heen. Nu, voor dit kleine centrum met zijn unieke wetenschappelijke en maatschappelijke functie zijn de gevolgen van deze kaakslag niet te overzien. Na drie jaar besparingen onder de vorige regering, wordt de kaasschaaf gehanteerd met een vermindering van de dotatie met 4 procent op personeelsuitgaven, 20 procent op werking en 22 procent op investeringen. In 2015 zullen daardoor alle opgebouwde reserves zijn uitgeput. Dan kan aan het afdanken van personeel worden begonnen, waarvan zo goed als allen recht hebben op een opzegvergoeding die hoger ligt dan hun jaarsalaris. De kwadratuur van de cirkel dus. Wanneer je een dergelijke besparing op jaarbasis moet realiseren volstaat het dus niet 4 procent in de budgetlast voor lonen weg te knippen. Het gaat over veel en veel meer. Wanneer ik dus besluit dat wie deze besparing onveranderd wenst door te voeren – en tussen 2016 en 2019 komt er nog jaarlijks 2 procent bovenop – ook het doodvonnis tekent van het CegeSoma, overdrijf ik niet.

Tenzij het CegeSoma dus één van die instellingen is “waarin niemand nog gelooft”, omdat het niet langer de moeite loont het Belgische erfgoed van de donkere jaren van de 20ste eeuw te bewaren, te bestuderen en aan een breed publiek bekend te maken, moeten er middelen worden gezocht om dit doemscenario af te wenden. Ik onthoud dus vooral de laatste zin uit het opiniestuk van rector Torfs: “Geef de instellingen die de moeite waard zijn in ieder geval genoeg zuurstof”. Dit is ook de boodschap die ik graag aan staatsecretaris Elke Sleurs (N-VA) wil meegeven, het zal u sieren.

Rudi Van Doorslaer,
directeur CegeSoma (Studie- en Documentatie-centrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij)

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Opinie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni