Ten huize van... Albert Bontridder

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
12/05/2006
In zijn organisch ontwikkelde woning vol poëtische menselijkheid (uit 1958) zegt Albert Bontridder het moeilijk te hebben met de ontwikkelingen in de architectuur. "De nieuwe constructies staan ver van de verbondenheid die ze met hun gebruikers zouden moeten aangaan. In dat opzicht beantwoordt architectuur alleen aan het nieuwe ik-ik-ik-gevoel van de burger: ze engageert zich tegenover niets of niemand."

Albert Bontridder, samen met Hugo Claus en Paul Snoek de peetvader van de vernieuwende schrijfkunst in het Vlaanderen van vorige eeuw, lichtte zopas zijn monografie toe. Vorig jaar in mei organiseerde het Civa (het 'Internationaal Centrum voor Stad, Architectuur en Landschap') een retrospectieve met maquettes, foto's, plannen en dichtkunst van de architect-dichter. Pas een jaar later, in april, zag de bijbehorende publicatie Albert Bontridder, architect en dichter van Francis Strauven, uitgegeven door de Archives d'Architecture Moderne met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, het licht. Alle projecten en uitgevoerde werken die Bontridder van 1949 tot 2000 in dienst van Paul-Amaury Michel en nadien van Jacques Dupuis, maar vooral met zijn eigen stempel realiseerde, zijn erin opgenomen. Een 'toegankelijker' opstelling van scheidingswanden in gebouwen zou zijn grote troef worden.
Op Expo '58-paviljoenen, de Modelwijk op de Heizel, de faculteit Menswetenschappen van de VUB en enkele privéwoningen na, bouwde Bontridder vooral rond Brussel, van Halle en Rode tot Meise en Beigem. Gelijktijdig ontwikkelde hij zijn schrijf- en vertaaltalent en bracht hij met een rist dichtbundels en met zijn redacteurschap (vanaf 1950) in het tijdschrift Tijd en Mens, met Jan Walravens, Hugo Claus, Louis Paul Boon en Marcel Wauters, de Vlaamse cultuur na de Tweede Wereldoorlog in een stroomversnelling.
Al wou Bontridder vooral bouwen voor een 'klasseloze samenleving', opdrachten van gelauwerde literatoren sloeg hij niet af.

Uw vrienden Louis Paul Boon en Hugo Claus zagen het wel zitten om met u te bouwen.
Albert Bontridder: "Ik heb nooit in het project (een futuristisch schrijverspaviljoen, in 1966, red.) voor Hugo Claus geloofd, al bleef ik hem sympathiek vinden. Hij heeft me aardig bij de neus genomen. Bij zijn grote vierkantshoeve met strodak in Nukerke wou hij een schrijverskamer, maar hij vond er de middelen niet voor. Al bewees de prachtige restauratie van minstens één vleugel van de hoeve dat hij wel geld had. Ik denk dat hij nooit in dat schrijverspaviljoen heeft geloofd, al hield hij me aan de lijn (zie brief onder aan dit stuk). Net als Louis Paul Boon, die geloofde ook niet in mijn concept (1952). Hij wou gewoon een kotje in een groene zone neerzetten. Maar omdat dat eerst niet lukte, gaf hij mij de verantwoordelijkheid. Ten slotte heeft hij mijn ontwerp toch gebouwd, zonder vergunning, en er nog koterijen aan toegevoegd. Voor de villa van Marc Galle (1976) daarentegen was er te veel blind respect voor mijn werk, want hij had zelfs de kolos van een schoorsteen niet opgemerkt die ik midden in zijn woonkamer had getekend."

Het is moeilijk, maar wel nodig, om vooruit te denken over waar architectuur naartoe gaat. Probeert u het eens?
Bontridder: "Het is weinig mensen gegeven om vijftig jaar vooruitziend te zijn, zeker inzake technologische mogelijkheden. Maar wat de mens fundamenteel nodig heeft - en nodig zal blijven hebben -, is van alle tijden. De techniek moet het wel kunnen waarmaken. Dat vond ik ruim vijftig jaar al terug in twee teksten, die me zijn blijven inspireren: een van Paul Valéry en een van Henri Michaux. Valéry schreef: 'Het lijkt alsof de gebouwen op een hoek van een straat muziek beginnen te maken. Luister maar.' En Michaux schreef: 'Heb je niet gezien hoe monsterachtig lelijk de gebouwen zijn? Hoe kunnen mensen daarin leven, zelfs varkens zouden zich er slecht in voelen.' Ik meende dat ik daar met mijn architectuur een antwoord op moest geven."

En u hielp een proces op gang te trekken...
Bontridder: "Al was mijn invloed heel beperkt. Je ziet nog steeds dezelfde kwalen. Het zijn altijd de imposante, stereotiepe gebouwen die als paddenstoelen uit de grond blijven rijzen. Die bouwsels komen duidelijk zo uit een machine, uit de computer. Ze hebben niets menselijks. Mensen worden er wel in geplaatst, maar er ontstaat nooit een verbinding tussen het bouwwerk en de bewoner. Van Philippe Samyn zag ik het grote congresgebouw in Louvain-la-Neuve. Het is zonder complexen neergezet. Het leeft, maar het is één grote, onpersoonlijke kubus in glas. Samyn zegt me: 'Het is zo gewild.' Alles is berekend om tegemoet te komen aan alle behoeften van de gebruiker, maar niemand is door wat dan ook gebonden aan dit gebouw. Het begrip 'vrijheid' is zo doorgedreven, dat de bekommernis van het ene individu tot het andere niet bestaat. Er is geen band. Elk engagement, elke relatie, elke toenadering is afwezig. Mensen worden in dit gebouw niet 'samengebracht', wat je van mijn leefkamers toch niet kunt zeggen. En Samyn gaf dat toe: het is een objectieve architectuur, die niemand engageert."

Is de nieuwe architectuur dan steriel, of gevaarlijk?
Bontridder: "In een bepaald opzicht voldoet de huidige architectuur niet aan wat de innerlijke mens zoekt om zich compleet goed te voelen. Onlangs had ik een gesprek met een confrater-dichter tijdens de Middagen van de poëzie van Frank De Crits. We hadden het over dichtkunst die werkt 'op de rand van de zin'. Het is poëzie waarin geen enkel element overeenstemt met een rationeel project. Het lijkt heel erg op een jamsessie in de jazz: het is leuk, er zit eventueel een ritme in, maar er is geen enkele blijvende verbondenheid met de luisteraar. Taal vraagt toch om meer: zelfs al botsen de woorden, al is er tegenspraak, dan nog moet de tegenspraak begrepen en geassimileerd worden."

Is dit dan een boodschap die u én in literatuur én in architectuur wou leggen?
Bontridder: "In de bundel Maçonnieke teksten die ik heb geschreven, valt dat goed op. Ik probeer te verenigen wat verspreid is. Te laten samenkomen wat van nature nooit met elkaar betrekking zou hebben. In feite: de vijandschap overwinnen. Vandaar dat ik Franse literatuur bekendheid heb gegeven in Vlaanderen. En dat ik Vlaamse schrijfkunst introduceerde bij de Franse gemeenschap. Niet dat alles over één kam geschoren hoeft te worden. Maar vijandigheid hoeft niet. In een rijkdom van symbolen heb ik het belang hiervan willen verwoorden."
"Minder dan ooit slaagt de wereld erin om die verbroedering te bewerkstelligen. Kijk maar naar de huizen. Ze worden gebouwd om niet met elkaar te communiceren. Het is nochtans zo eenvoudig: het komt erop aan alles wat 'versteend' is, stuk te maken om opnieuw open naar elkaar toe te stappen."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni