Steeds meer Brusselaars verhuizen naar La Louvière

Christophe Degreef, Danny Vileyn
© Brussel Deze Week
17/09/2014

Sinds enkele jaren verhuizen jaarlijks een honderdtal Brusselaars naar La Louvière. “Het is hier goedkoop,” klinkt het bij de ene. “Je hebt hier niet continu iemand boven je, onder je en naast je,” zegt de andere. Burgemeester Jacques Gobert (PS) verwelkomt de inwijkelingen, maar is op zijn hoede.

O nderweg, met de trein naar het Henegouwse La Louvière. De rolluiken van het station van Ecaussinnes zijn potdicht. Nochtans is het niet zo’n oud gebouw, uit de jaren 1960 misschien. De verloedering slaat langzaam toe. Weinigen op het eenzame perron. De staat trekt zich terug.

Even verder, het station van La Louvière-Centre. Ook dit modernistische station heeft beter gekend. Het stationsbuffet staat leeg. Met een beetje geld en wat fantasie valt er nochtans een hippe koffiebar van te maken.

Boven in het station een keramieken muurtekening waarop het verleden van de streek geloofd wordt: glasblazers, nijverheid, boeren en elektriciteitsmasten. Ooit was La Louvière – de naam is een verbastering van het Frans voor ‘wolf’ – groots.

Toch: ook al zijn de fabrieken van Boch – de makers van de muurplaat in het station – afgebroken na een pijnlijke sluiting, op dezelfde plaats verrijst een nieuw administratief centrum. Het station van La Louvière-Sud is in tegenstelling tot centraal veel gezelliger en levendiger, en in het aanpalende café wordt plezier gemaakt. Dit is niet Charleroi, zal iemand ons later zeggen, en gelijk heeft hij. La Région du Centre, zoals ze het hier noemen, tussen de Borinage en Charleroi, leeft wel degelijk. En mensen vinden er hun weg naartoe. Daaronder veel Brusselaars, die de grote stad beu zijn. Of hun redenen hebben om te migreren.

Drie cirkels
“We organiseren regelmatig welkomstavonden voor nieuwe inwoners,” zegt PS-burgemeester Jacques Gobert, die sinds 2006 de plak zwaait in La Louvière. “Tijdens de laatste welkomstavond kwam een derde van de nieuwe inwoners uit Brussel. Laat ons zeggen dat er de jongste twee à drie jaar telkens honderd Brusselaars bij komen. Vaak is dat gewone middenklasse, al dan niet met kinderen. Mensen die een huis willen kopen maar hun gading niet vinden op de dure Brusselse woningmarkt.”

Migratie is altijd al een kenmerk geweest van zijn stad, weet Gobert. In de negentiende eeuw waren het de Vlamingen die in de steenkool- en staalnijverheid kwamen werken. De vele Vlaamse achternamen in de stad getuigen nog van dat verleden. In de jaren 1920 waren het Noord-Italianen, op de vlucht voor het fascisme van Mussolini. Of Polen op zoek naar een beter bestaan. Na de Tweede Wereldoorlog, kwamen de Zuid-Italianen, en in recentere tijden kwam heel de wereld. En nu dus Brusselaars, op zoek naar een ander leven.

“Trek rond Brussel drie cirkels,” zegt Gobert. “De eerste is de stadsrand, de tweede zijn gemeenten als Soignies en Braine-le-Comte. De derde ten slotte is La Louvière zelf. Wel, we hebben dus te maken met een directe instroom uit Brussel, én ook met een instroom uit de eerste twee cirkels. Op hetzelfde moment. Ja, dat is confronterend, zeker wanneer ik soms het gevoel heb dat de huidige inwoners van La Louvière niet beseffen wat de troeven van de streek zijn.”

Wanneer we praten met inwijkelinge Hélène M. blijkt dat de Brusselse inwijkeling zich alvast zeer bewust is van de troeven van de wolvenstad. “Simpel: de huizen zijn hier veel goedkoper en de mensen veel sympathieker,” zegt M. Deze geboren Louvièroise heeft in onder anderen Sint-Joost-ten-Node, Watermaal-Bosvoorde en Elsene gewoond. Toch verkoos zij haar geboortestreek. “Brussel is druk en vuil, en ik ga niet zeggen dat hier geen vandalisme is, maar toch veel minder dan in de hoofdstad.”

Ook inwijkeling-in-wording Gaëtan Vandeplas is die mening toegedaan. Deze alleenstaande vader van in de veertig wil een betaalbaar huis kopen, liefst op een rustige plek. Voor hem combineert La Louvière stad en platteland. “Als ik in Brussel een huis voor mij en de kinderen wil kopen, dan ben ik failliet,” zegt Vandeplas. “Een appartement is alles wat er in Brussel in zit. Wel, ik ben dat beu, beu ook om onder, naast en boven mij mensen te hebben, om lawaai te horen en om dicht op elkaar gepakt te zitten. Ik wil rust en ruimte, en dus zou ik graag in de streek rond La Louvière iets kopen.”

Tegenwerpingen van zijn vrienden dat Wallonië arm en marginaal is, spreekt Vandeplas stellig tegen. “Dat zijn de clichés, maar ik vind net dat er in La Louvière veel kansen zijn om te investeren. Bovendien verdeel ik mijn kaderfunctie tussen Brussel en Charleroi, en dus zit ik veel centraler in La Louvière dan in Brussel.”

Of hij de hoofdstad dan niet zal missen? “Missen? Ik heb in Frankrijk gewoond en daar moet je soms honderd kilometer rijden om je vrienden te zien. Ik zit op een halfuur van Brussel met de auto, mijn vrienden moeten dus niet panikeren, mijn sociale leven zal zich ook daar blijven afspelen.” “Maar ik weet dat Brusselaars nogal graag in hun eigen kring blijven en iets heel snel ‘te ver’ vinden,” voegt Vandeplas er aan toe.

Klanten uit Brussel
Dat Brussel ver is, dat spreekt ook uitbater Salvatore Montalbano van het Italiaanse eethuisje Il Passatore tegen. Montalbano verkoopt Piadine, een soort pannenkoek uit Noord-Italië, en zijn restaurant draait goed. “Zal ik jullie een geheim verklappen? Ik wilde oorspronkelijk dit restaurant in Brussel openen, maar knapte daar af op de hoge huurprijzen. Het dan maar in La Louvière doen was een berekende gok, maar wel een goede, want mijn restaurant zit dagelijks vol. Men komt van heinde en verre, ja zelfs uit Brussel en Antwerpen, ook al omdat Piadine een nicheproduct zijn. Met de auto ben je ook zo in de rest van België, want er zijn veel wegverbindingen hier in deze stad. We zitten hier goed.”

Montalbano’s Passatore heeft inderdaad goed te doen. Het is middag en binnen zit een gemengd publiek, jong en oud. Niets zou doen vermoeden dat we in La Louvière zijn, in wat in de volksmond een vergane industriestad zou heten. Wat opvalt, is het levensritme: het gaat er hier inderdaad gemoedelijker, zachter aan toe dan in Brussel. Op straat maken de mensen spontaan een praatje, zijn ze nieuwsgierig, hoffelijk en goedlachs. Allemaal veel ongedwongener dan in de grote stad. Maar gemoedelijk, goedkoop of sympathiek, La Louvière heeft natuurlijk wel problemen. Vrij ernstige problemen.

Bevolkingsstop
“De werkloosheid bedraagt 22 procent,” zegt burgemeester Jacques Gobert. “En de voorbije zes jaar hebben we 20 miljoen euro moeten besparen. Ik kan u zeggen dat dat geen sinecure is. En La Louvière heeft een verleden van fabrieken die sloten, en werknemers die op straat stonden.”

“In alle eerlijkheid: als ik een wet zou kunnen maken die het aantal inwoners in mijn stad zou kunnen beperken, dan zou ik geen seconde aarzelen. La Louvière zit aan zijn plafond, er moeten geen inwoners meer bij komen. Waarom niet? Dit is een kleine stad, een stad met een verleden. Ik ben er als de dood voor wanneer ik zoveel immigranten er bij zou krijgen dat iedereen een beetje in de periferie van de stad zou samenhokken en elke dag in Brussel zou gaan werken. Weet u, ik doe mijn uiterste best om het stadscentrum op te waarderen en de kleinhandel te stimuleren. Als La Louvière een slaapstad van Brussel zou worden, dan zou al die moeite voor niets zijn.”

“Tegenwoordig verdragen mensen steeds minder van elkaar, en wordt met elkaar samenleven moeilijker. Mensen vragen zich af wat er voor hen inzit, maar nooit hoe het geheel werkt. Wel, La Louvière is nu op de goede weg, en ik zou dat graag zo houden,” zegt Gobert.

De PS’er – tevens voorzitter van de Waalse vereniging van steden en gemeenten – gruwt dan ook van plannen die op gewestniveau uitgetekend worden en die zijn stad willen vergroten, doen groeien of een soort La-Louvière-la-Neuve impliceren. “C’est de la folie,” klinkt het kort.

Van de Brusselse inwijkelingen werkt de overgrote meerderheid nog in Brussel. Zoals eerder gesteld is La Louvière goed met de trein en de auto bereikbaar. Maar dat is natuurlijk geen goed nieuws voor de autochtone jeugd van de stad. Inderdaad, een werkloosheid van 22 procent is gelijk aan het Brusselse niveau, iets hoger zelfs. Het argument dat in Brussel geldt voor pendelaars “die het Brusselse werk afpakken” wordt hier omgedraaid: Brusselaars pakken in La Louvière huizen af, en bieden geen nieuwe jobs aan in hun nieuwe woonplaats.

Toch zijn er uitzonderingen. Op de Duferco-site, een begrip in La Louvière, genoemd naar de roestige fabrieken van het gelijknamige staalbedrijf, doet men sinds enkele jaren aan co-working. Verschillende ambitieuze ondernemers kunnen er in een gebouw bureaus huren en kennismaken met collega’s met soortgelijke ideeën. Het resultaat is een creatieve omgeving voor zelfstandigen, zegt communicatiepersoon en high-techondernemer Laurie Diricq. “Er werken toch ook een viertal personen bij ons die uit Brussel komen maar voor La Louvière hebben gekozen omdat het hier goed zakendoen is.”
La Louvière als Silicon Valley? Het is overdreven, maar dat het nieuwe Wallonië plaats, panden en werkwillige ondernemers heeft zullen we dikwijls genoeg horen. En ook dat dat meer en meer de doorslag geeft.

Onder aan de steenkoolterrils is het leven echter ook gewoon het leven. De scheepslift van Strépy-Thieu – de scheepslift waar een jongere Bart De Wever ooit met vrachtwagens vol geld naartoe reed – staat inderdaad deels in La Louvière. Het Wallonië van de clichés bestaat ook nog. Of wat dacht u van de verkeerslichten in het centrum van La Louvière die na een week nog niet gemaakt zijn? Of een van de meest morsige ruimtelijke ordeningen, met fabrieken, huizen, platteland, snelwegen en kanalen pal door elkaar? Of de woest voor zich uitkijkende jeugd die om tien voor twaalf ongegeneerd de school verlaat met een dampende joint, om vervolgens om half vier het scenario te herhalen? Klim op een steenkoolterril – er zijn er in de stad zelf – en u hebt een prachtig zicht, maar ook kilo’s glasscherven en condooms op de grond.

In het beste geval lijkt La Louvière op Noord-Italië, met dito mentaliteit. In het slechtste geval is het Noord-Engeland, met dito mentaliteit.

Feest, feest, feest
In Taverne du théâtre drinkt Brusselaar David Bartholomé een biertje. Deze gescheiden vader komt uit Vorst, maar koos enkele jaren geleden voor La Louvière, om dichter bij zijn werk te zijn. Ja, zijn nieuwe thuis is goedkoop, en tijdens de weekends is er altijd genoeg te doen. Maar toch knaagt het soms, Brussel.

“Er bestaat een klassenverschil in La Louvière, als u begrijpt wat ik bedoel. De mentaliteit hier is soms bijzonder moeilijk. Ik weet niet goed hoe ik het moet omschrijven. Het heeft de naam gevaarlijk te zijn, maar dat is het niet. Charleroi, dat is pas erg. Hoewel ik hier onlangs op straat wapens te koop aangeboden kreeg. Nee, La Louvière is sympathiek, maar in Brussel is tenminste altijd werk. Dat is hier niet altijd het geval.”

“Eigenlijk kan je de sfeer hier nog het best omschrijven als la fête, la fête en nog eens la fête,” zegt Bartholomé. “Ik weet: ooit ga ik terug naar Brussel. Echt lang zal dat zelfs niet duren.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni