Johan Martens over dertig jaar straathoekwerk: 'De noden zijn vertienvoudigd'

Steven Van Garsse
© Brussel Deze Week
07/06/2013
Bijna dertig jaar is Johan Martens actief in het opbouwwerk in Brussel. In oktober zet hij er een punt achter. Het opbouwwerk in Brussel is ontstaan uit de Nederlandstalige Cultuurcommissie, voorganger van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Maar de relaties zijn niet meer wat ze geweest zijn.

J ohan Martens is een van de eerste afgestudeerde maatschappelijk werkers die echt in die hoedanigheid aan de slag kon. "Dat was in Antwerpen," vertelt hij in de kantoren van Samenlevingsopbouw Brussel aan het kanaal. "We werden halftijds betaald om voltijds te werken. Zo ging dat toen."

Martens ging niet veel later in Brussel aan de slag. Hij haalt als bewijs een oude Deze Week in Brussel uit 1986 boven waarin hij geïnterviewd werd als de voorman van het net opgerichte Regionaal Instituut voor de Samenlevingsopbouw Brussel.

"Er was wel al opbouwwerk in Brussel," vertelt Martens. "Er waren tijdelijke werkgemeenschappen, bijvoorbeeld aan het Rad, in de wijk Goede Lucht, of aan de Leopold II-laan waar toen nog een viaduct stond. De Nederlandstalige Cultuurcommissie wou die mee ondersteunen, maar ze maakte een denkfout. Het opbouwwerk bestaat in twee vormen. De eerste die met buurtmaaltijden en feesten de mensen uit een wijk dichter bij elkaar wil brengen. Dat is het 'koesterende' opbouwwerk. En dan is er het politiserende opbouwwerk, dat via politieke actie het beleid wil sturen. De NCC koos voor de eerste optie, terwijl eigenlijk toen al duidelijk was dat die geen civiele effecten tot gevolg had."

Martens & Martens
Nochtans was er ook een politiserende buurtwerking actief in Brussel: De Kassei. Die voerde actie voor betaalbaar wonen en ageerde tegen Vlaamse eigenaars die exorbitant hoge huurprijzen vroegen in de Noordwijk. Het was na de kaalslag. Duizenden bewoners moesten op de vlucht voor het Manhattanproject van Paul Vanden Boeynants. Mensen als Albert Martens, later professor Sociologie aan de KU Leuven, gingen in het verweer. De bewoners mondig maken en het protest mee organiseren, dat was het ordewoord. "Albert Martens, mijn naamgenoot, en tegelijk een van mijn leermeesters," zegt Johan Martens.

We rijden naar Peterbos in Anderlecht. Achttien blokken sociale woningen. Buiten de stad. Als er al een 'banlieue' is in Brussel naar Parijs' model, zou je die met een beetje slechte wil Peterbos kunnen noemen. Samenlevingsopbouw Brussel heeft zich daar eind jaren tachtig genesteld om de sociale cohesie te herstellen. "Toen we begonnen, was er een probleem met een jeugdbende," zegt Martens. "Ik dacht: l'histoire se répète. Ik had dat al meegemaakt in Antwerpen aan het Zuid. Maar hier was het anders. Er woonden Marokkaanse gezinnen met veel kinderen. Daar waren moeilijke gasten bij. We begonnen met een voetbalploegje, maar haalden onze doelstellingen niet. We hebben toen radicaal het geweer van schouder veranderd en we begonnen te werken met de kinderen. We zijn hen blijven volgen tot ze jongeren werden. We trokken er mee naar de Pyreneeën of gingen diepzeeduiken. Daar moesten ze echt hun leven in handen nemen. Tegelijk geef je ze perspectief."

Drugsdealers
We stappen het lokaal binnen in een blok van sociale huisvestingsmaatschappij Assam. Peterbos is opgedeeld in sociale blokken van Assam en van de Anderlechtse Haard. Twee sociale huisvestingsmaatschappijen met een andere traditie, visie en beleid op het terrein. "Assam is opgericht door adellijke families samen met de MOC (de Franstalige tegenhanger van het ACW, SVG), de Anderlechtse Haard is van de gemeente. Ze hebben ons altijd goed ondersteund," zegt Martens, "en gaven ons vaak carte blanche."

We ontmoeten vrouwen met hoofddoek in een naaiatelier. "Toen ik met dat voorstel op de proppen kwam, werd ik zot verklaard. Een naaiatelier voor vrouwen? Dat is veertig jaar terug in de tijd! Het stond lijnrecht tegenover wat er leefde binnen het opbouwwerk dat vond dat je moest komen tot politieke actie. Ik heb voet bij stuk gehouden. Een beetje pragmatisch zijn, kan geen kwaad in het opbouwwerk." In een ander lokaal vergadert de staf van Samenlevingsopbouw Peterbos. Acht mensen rond een tafel. Enkele allochtonen. Zelf ooit 'moeilijke jongeren' en nu aan de slag als straathoekwerker.

We wandelen langs de blokken van de Anderlechtse Haard. Martens toont ons kelders die vroeger regelmatig door jongeren werden gekraakt. Samenlevingsopbouw Brussel vroeg om ze af te sluiten en zorgde voor een jeugdhuis en een voetbalplein op de site. De beplanting tussen de woonblokken werd aangepast omdat hoge struiken drugsdealers konden aantrekken. Het zijn de kleine praktische aanpassingen die veel kunnen verhelpen in een moeilijke buurt.

God en klein pierke
En dan is er nog die ander troef die Johan Martens vaak heeft uitgespeeld: de beleidsmakers het terrein laten zien. Tonen waar het om gaat. "Ik heb hier Louis Tobback uitgenodigd, minister van Binnenlandse Zaken, toen bleek dat Peterbos op een drugsroute lag. Ik heb Christos Doulkeridis uitgenodigd, staatssecretaris voor Wonen, wiens ouders niet ver hiervandaan een winkeltje hadden, of Van Goidsenhoven, de vorige burgemeester van Anderlecht. Telkens met de bedoeling om extra aandacht te vragen voor Peterbos, en zo nodig extra middelen aan te trekken voor het opbouwwerk."

Het maakt dat Martens in zijn dertigjarige carrière een imposant netwerk aan contacten heeft opgebouwd. Hij kent god en klein pierke in politiek Vlaanderen en Brussel. "Verbindingen leggen," zegt Martens hierover. "Dat is wat ik altijd heb willen doen. Het is voor mij de kern van het opbouwwerk. Je analyseert het probleem in een wijk en dan probeer je iedereen die met een deelproblematiek bezig is - psychosociaal, huisvesting, werk, etc. - met elkaar in contact te brengen. De opbouwwerker behoudt intussen het overzicht, ziet de rode draad. Er zijn weinig sociale organisaties die het probleem in zijn eenheid zien."

Niet dat het er makkelijker op geworden is in de dertig jaar dat Martens in Brussel aan opbouwwerk doet. "Neen, zeker niet. De noden zijn vertienvoudigd. Er is de hele problematiek van de mensen zonder verblijfsvergunning, van de Oost-Europeanen, van de gebrekkige huisvesting en het tekort aan jobs. Vroeger was het een stuk eenvoudiger. Het volstond vaak om iemand in de armoede een goede woning te geven. Maar vind nu nog maar eens een betaalbaar appartement in Brussel voor een gezin met drie kinderen."

Roma
Het blijft intussen verbazen dat Samenlevingsopbouw Brussel een volledig Vlaams initiatief is dat goed gedijt in een overwegend Franstalige stad, met politici die vaak argwanend staan tegenover initiatieven uit Vlaanderen. Martens ziet niet meteen een probleem. "Integendeel. Vlaanderen moet dit blijven doen. Het is dat aan zichzelf verplicht. Ik verwijs graag naar de periode Van Asbroeck (SP.A). Toen ze Vlaams minister van Brusselse aangelegenheden was, heeft ze de Brusselse wet gemaakt waardoor de Vlaamse Gemeenschap rechtstreeks in Brussel kan investeren. Daarmee was ook op vlak van armoedebestrijding de band tussen Vlaanderen en Brussel bezegeld."

Met dat ander Vlaams beleidsniveau in Brussel, de VGC, liep het minder goed. De relaties verzuurden. "We hebben daar deels de strijd verloren," zegt Martens. Hij analyseert hoe het VGC-college geleidelijk aan het middenveld ontmanteld heeft en een stuk van het armoedebeleid naar zich heeft toegetrokken. Daarbij zijn fouten gemaakt, vindt Martens. "Neem nu het Lokaal Sociaal Beleid (LSB), een initiatief van de Vlaamse Gemeenschap. Had de Vlaamse Gemeenschapscommissie ons laten doen, dan hadden we dat Vlaamse decreet wel in Brussel kunnen toepassen. Wat is het probleem? Het LSB is een taak voor de OCMW's en de schepenen van sociale zaken. In Vlaanderen is dat eenvoudig, maar in Brussel krijg je niet zo gemakkelijk een Vlaams decreet tot bij de OCMW's. Nochtans had het gekund. We hebben goede contacten met de OCMW's. Maar als collegelid Brigitte Grouwels een brief schrijft naar de OCMW-voorzitters met de vraag om een Vlaams decreet te implementeren, dan komt daar natuurlijk niets van in huis."

Martens vindt het niet zo abnormaal dat het niet goed boterde met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. "Het is een luxe dat we door Vlaanderen worden betoelaagd. Mijn stelling is dat het opbouwwerk zo ver mogelijk van het laagste bestuursniveau moet staan, om onafhankelijk te kunnen werken. In Vlaanderen is dat ver van de gemeenten, in Brussel ver van de VGC."

Van Peterbos rijden we naar de Noordwijk. Samenlevingsopbouw Brussel heeft daar een groot deel van haar geschiedenis geschreven. De organisatie had er lang een stek, op de Antwerpsesteenweg in een huis van de VGC dat vandaag vervallen is. Toen Samenlevingsopbouw Brussel het huis verliet, liet Martens er tijdelijk Roma wonen. Grouwels was ziedend.

"Maar nu zijn we hier helemaal weg," zegt Martens. "Onze taak in de Noordwijk is volbracht. Er wonen nu meer mensen in de Noordwijk dan toen er in de jaren zeventig gevlucht zijn. En er zijn voldoende sociale woningen. Daar hebben wij altijd over gewaakt."

Schellen
We stappen een buurtrestaurantje binnen, Chez Lucia. Martens is er goed gekend. We eten er een smakelijke scampis à la grecque. De waardin spreekt perfect Nederlands en Frans. Of Martens geen spijt heeft om de Noordwijk, en binnenkort Brussel te verlaten? "We zouden terug aan de slag kunnen gaan in de Noordwijk, maar dat zou een totaal andere aanpak vergen. De wijk is enorm veranderd. Je zou al twee drie opbouwwerkers nodig hebben, liefst iemand die Oekraïens of Russisch spreekt. En dan zou je hier heel nuttig werk kunnen leveren," zegt Martens die de wijk weleens toont aan collega's uit Vlaanderen. "Als opbouwwerkers uit Limburg of Leuven deze wijk hier zien, dan vallen de schellen van hun ogen." Maar hijzelf houdt ermee op. Of toch niet helemaal. "Ik zit te broeden op een project rond psychosociale problemen bij sans-papiers. Dat houdt me al langer bezig. Ik heb daarover hier en daar al enkele gesprekken gehad." Neen. Johan Martens zegt Brussel nog geen vaarwel.

Wie is Johan Martens?

Geboren in Hasselt, 1949
Studies Maatschappelijk Werk Sociale School Antwerpen
1975-1983: Jeugd- en buurtwerker in Antwerpen-Zuid
1979-1982: Voorzitter Antwerpse buurtwerken en ondervoorzitter federatie buurtwerken
1981-1983:Voorzitter Centrum Methodiek-ontwikkeling Samenlevingsopbouw
Sinds 1984 Oprichter en coördinator van Samenlevingsopbouw Brussel
Sinds 2003 Voorzitter CAW de Terp in Antwerpen
2005-2011: Voorzitter federatie samenlevingsopbouw Vlaanderen en Brussel
2007-2012 Voorzitter Brusselse Welzijnsraad
Sinds 2009 Bestuurslid Welzijnszorg vzw

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni