Laaggeletterdheid 4

Hoe laaggeletterd zijn je leven bepaalt: ‘Mijn hoofd maakt het me lastig’

Kim Verthé
© Brussel Deze Week
02/09/2015

Ze halen doorgaans niet de spotlights. Voor de grote buitenwereld zijn ze zelden een selfmade succes. Maar wie op latere leeftijd leert lezen en schrijven, legt vaak een lastig en lang traject af. “Hun omgeving verbaast zich erover dat het lang duurt en dat sommigen het nooit zullen leren. Maar het is eerder een wonder dat het meestal wel lukt.”

H et is juni. In de klaslokalen van Brusselleer priemt de zon naar binnen. Een vakantiegevoel moet nog even onderdrukt worden. Aan het raam hangt een bordje met daarop ‘raam’ en aan de deur ‘deur’. Een tiental volwassenen, onder wie enkele vrouwen gekleed in kleurrijke Afrikaanse jurken en een minderheid mannen, scandeert wat lerares Lore net heeft gezegd. “Ik moet de e-lek-tri-cien bellen.” Daarna volgt een rondje onderling vragen stellen, per drie of vier. “Wat is het probleem?,” toont Boubacar aan Mariam een kaartje met daarop een kapotte lamp. Mariam: “De elektriciteit is kapot.” En zo gaat de oefening verder.

MARIAM

Mariam (34) praat zacht. Ze volgt sinds een jaar een intensieve alfabetiseringscursus, waar straks een opleiding tot poetshulp bij de VDAB aan vasthangt. Haar thuisland is Ivoorkust, haar moedertaal het Dioula. Sinds een tiental jaar is ze in België, gevlucht voor de burgeroorlog die van 2002 tot 2007 in het land woedde. “Toen ik hier aankwam, had ik niet onmiddellijk de kans Nederlands te leren. Ik was snel zwanger van mijn eerste kind. Ik had geen opvangplek voor haar. En ik kreeg heel kort daarop mijn tweede kindje. Dan heb ik een tijdje als poetster gewerkt in Leuven en gaf ik me op voor interimopdrachten. Zo heb ik het drie jaar gedaan. Ik vroeg Actiris of ze geen jobs dichter bij huis hadden. Met die cursus hoop ik dat dat alsnog lukt.” Nederlands wil ze koste wat het kost leren, vooral omdat haar vier kinderen ingeschreven zijn in een Nederlandstalige school in Dilbeek. “Ik wil hen kunnen opvolgen, kunnen communiceren met de VDAB en de gemeente.”

Mariam lijkt op het eerste gezicht in feite al veeltalig: ze spreekt Dioula, en heeft als kind Arabisch en Frans, de officiële taal in Ivoorkust, geleerd. “Tussen mijn zevende en mijn vijftiende ging ik naar een koranschool. Daarna hebben mijn ouders me naar een naaiatelier gestuurd. Kleren maken doe ik tot op vandaag graag. Ik kan vlot modellen kopiëren.” Dat Mariam zwakgeletterd is gebleven, ligt niet aan armoede binnen het gezin tijdens haar kindertijd. Haar zus en broer zijn bijvoorbeeld wel geschoold. “Ik was een fragiel kind, ik was de hele tijd ziek. Daardoor heb ik veel lessen gemist. Soms ging ik een jaar lang niet. Gelukkig zijn de gezondheidsproblemen sinds mijn achttiende opgelost.” Mariam heeft dus wel leren lezen en schrijven, maar kampt met grote vergetelheid. “Mijn hoofd maakt het me lastig. Ik vergeet gemakkelijk. Het gaat erin, maar snel weer uit. Ik heb moeite om woorden te lezen, al beheers ik het alfabet wel. Als ik ergens heen moet en ik zoek lang op voorhand de weg op, dan heeft dat geen zin.”

Bij de intensieve alfabetiseringscursus van Brusselleer hoort ook een wekelijkse oriëntatieles: hoe verplaats ik me door een stad, hoe kom ik op tijd, enzovoort. Wie geslaagd is, stapt vanaf september in een VDAB-opleiding tot poetshulp. Lerares Lore blikt vooruit: “De VDAB is streng.” Ze doelt bijvoorbeeld op aanwezigheden. Lore beseft dat haar cursisten er alles aan doen om geen lessen te missen, dus als het wel gebeurt, is ze mild. Zoals laatst, toen een van haar leerlingen zich op een lesdag moest melden bij het OCMW. Diens vaste OCMW-assistent was er die dag niet. Het hele contact was stroef verlopen, waardoor de leerlinge het nodige afwezigheidsattest was vergeten. “Het leven verloopt grillig, zeker voor wie laaggeletterd is. Vaak komt overleven nu eenmaal op de eerste plaats en moet iemand een tijdelijke job met beide handen grijpen. Dan zijn wij eerder ontroerd dan kwaad als die persoon na een tijd terug opduikt in de lessen.” In de rol van poetsvrouw is Mariam de zelfzekerheid zelve: “Zulk werk is praktisch. Zoiets kan ik goed en vergeet ik niet. Ik weet dat ik mijn best doe.”

PETER

Peter Laaggeletterdheid 1
Naast Mariam zit Peter. Peter Akwe Oluseyi (40) is zes jaar geleden wel door armoede zijn thuisland Nigeria ontvlucht. Als jongste in een kroostrijk gezin met verschillende halfbroers en -zussen, is er geen andere optie dan al op jonge leeftijd zijn vader te helpen. Na zes jaar - van zijn vijfde tot zijn elfde “ongeveer” - op de schoolbanken te hebben gezeten, brengt hij voortaan koekjes en water aan de man. Tot hij zijn koffers pakt richting een beter leven. Eenmaal in België licht hij zijn familie in: “Ik ben in België.” Hij zegt het alsof het een kleinigheid betreft: “Vertrekken was niet moeilijk. In Nigeria was het leven hard. Je moet je leven zelf opbouwen. Zo simpel is dat.”

Hier is Peters missie werk zoeken. Hij versiert links en rechts een klusje in de autohandel in de Heyvaertwijk. Later zoekt hij baantjes in de horeca, “maar als je de taal niet spreekt, gaat het niet.” Intussen leert hij zijn vrouw Sekinat kennen in een Nigeriaanse kerkgemeenschap. Zij is hier al een paar jaar langer en wijst hem de weg naar basiseducatie bij Brusselleer. Met behulp van de intensieve modules heeft ze het op korte tijd geschopt tot thuiszorgster bij Solidariteit voor het Gezin vzw. “Ik maak van verschillende talen gebruik in mijn job. Peter heeft het lastig met uitspraak, ook in het Engels.” Hij laat zich intussen begeleiden door een logopedist. “Studeren valt hem lastig. Daarom heb ik hem aangeraden te kiezen voor de opleiding tot poetshulp,” zegt Sekinat. Ziet hij dat zitten? “Het is poetsen,” antwoordt hij nuchter. “Ik heb geen keuze, want ik zoek werk. Maar ik zou liever een vorklift besturen.”

DRIFA EN CO

Laaggeletterdheid vrouwengroep
Alweer een zonnige middag, Neder-Over-Heembeek, Versailleslaan. Elke woensdag om 13u30 zwaaien de deuren van een polyvalente zaal open voor de wekelijkse lessen Nederlands, waar Drifa, Khadija, Alia, Naima, Zohra en Agnes al enkele jaren op af komen. De vrouwen geven stuk voor stuk een onafhankelijke indruk. Ook als ze zich in de lesbanken hebben genesteld, gaat het grappen en grollen met hun leraar Dawie gewoon door.

Nederlands leren is een duidelijke motivatie voor deze vrouwen, maar er is minder druk. Het gaat eerder om zelfontplooiing. Naima wil Nederlands kunnen spreken met haar kleinkinderen, Zohra wil af van de frustratie zich niet in het Nederlands te kunnen uitdrukken in een tweetalige stad en in haar professioneel leven. Voor Alia, een gescheiden moeder van drie volwassen kinderen, is dit evenmin een sociaal tijdverdrijf. “Ik blijf hier komen omdat ik kan herhalen wat ik weer vergeten ben.” Ze herinnert zich hoe het als vijfjarige immigrant op de schoolbanken lastig volgen was, en slecht voor haar zelfvertrouwen. Drifa is duidelijk de drijvende kracht achter dit olijke gezelschap. Ziet zij een nood om Nederlands te spreken? “Bien sûr, normaal, natuurlijk!” laat ze haar woorden rollen. “Ik heb de indruk dat ik in dezelfde schuit zit als mijn moeder, toen zij hier uit Marokko arriveerde; ze kon geen Frans. Wij bevinden ons hier in de periferie van Brussel. Machelen, Vilvoorde en Grimbergen liggen om de hoek.”

Deze groep is een wijkwerking, of nog, een opstapgroep. Brusselleer biedt alfabetiseringslessen aan op vraag van mensen die zichzelf in hun wijk organiseren. Deze vrouwen zijn bijvoorbeeld ook de vrouwen die huiswerkklassen opzetten voor de kinderen, of uitstapjes buiten Brussel organiseren. De bedoeling van deze lessen is mensen bereiken die zich nog niet makkelijk uit een buurt kunnen losmaken.

De vrouwen zijn allemaal in België sinds hun kinder- of jeugdjaren. Ze hebben deels schoolgelopen in hun thuisland Marokko of Algerije, en deels in - vaak Franstalig - onderwijs in België. In het Frans kan je hen dan toch niet laaggeletterd noemen? “Neen,” zegt Dawie, al zeventien jaar cursistenbegeleider bij Brusselleer. “Maar ze kunnen geen diploma voorleggen, dus zijn ze wel laaggeschoold.”

Pure analfabeten kom je in Brussel nog zelden tegen, legt hij uit. “Tenzij onder migranten, zoals Pasjtoen die uit de bergen van Afghanistan komen. Maar hun aandeel is zo klein dat het zoeken is naar een speld in een hooiberg.” Veel vaker gaat het om allochtone cursisten die in België leven sinds hun jonge jaren, zoals deze vrouwen. Dawie beschouwt hen liever als autochtonen. Maar hebben zij in ons schoolsysteem dan geen kansen gehad? “Er zijn zoveel scenario’s denkbaar waardoor mensen de school verlaten of afhaken. Zeker mensen met een migratieachtergrond vallen vaker door de mazen van het net.”

De dames nemen afscheid met een uitgebreide koffiekrans. Er zit een zomer tussen de volgende afspraak met hun leerkracht. Dawie geeft nog mee dat het tijdstip hetzelfde blijft, en wellicht ook de locatie. “Als we geen lokaal vinden, stel ik mijn salon open,” roept Drifa iedereen na.

IRENE

Laaggeletterdheid Irene Demuynck
Vrijdagmiddag, een vergaderzaal in de gebouwen van de VGC-administratie. Ambtenaren in een leidende functie komen luisteren naar Dawie. Ze willen meer te weten komen over hoe laaggeletterd zijn een impact heeft op iemand. Meer begrip leidt tot betere communicatie.

Irene Demuynck komt spreken. Als ambassadeur. Zij kan het weten, want negen jaar geleden zette ze zelf een streep onder haar leven zonder letters. Ze was dan 62. Irene representeert als autochtone Belg de heel kleine groep cursisten die doorgaans met het grootste taboe moeten afrekenen. “Mijn buurvrouw, met wie ik bevriend was geraakt, vertelde me over haar vader die op latere leeftijd had leren lezen. Zij heeft een afspraak voor me gemaakt bij basiseducatie. Ik zou het zelf nooit gedurfd hebben. Bovendien kon ik er zo ook niet vanonder muizen.”

“Ik trof een heel toffe juf. Na enkele lessen deden we een kort dictee. Ze zei me dat ik het goed had gedaan. Dat gaf mij een fijn gevoel. Ik was 62 jaar en nog nooit had iemand zoiets gezegd.” We zijn negen jaar verder en Irene blijft zich bijscholen: nog steeds Nederlands, maar ook computerlessen, Engels, gsm-vaardigheden en een opleiding tot ambassadeur. “Dat was een zware cursus.”

Irene komt uit een arm gezin, met daarin een stiefmoeder van wie ze weinig liefde ontvangt en een vader die alcoholicus is. De viertal jaren die ze in een weeshuis woont, leert ze wel lezen en schrijven, maar door de povere begeleiding ontwikkelt ze een eigen methodiek. “Er hingen tekstjes aan de muur. Die kon ik lezen, maar ik leerde alles vanbuiten. Later ben ik met mijn vier jaar jongere zus in het tweede leerjaar beland. Ik kon niets meer lezen, want ik kreeg natuurlijk andere zinnen voorgeschoteld. Ik zat in het derde leerjaar, maar was al dertien jaar. Mijn stiefmoeder was Franstalig. Zij was ook analfabeet, maar dat besef je niet als kind.”

Ineens moet Irene een sprong maken naar de intussen afgeschafte vierde graad. Daar leert ze strijken en koken. De vierde graad kan ze niet afmaken, want ze wordt als kindermeisje uitgestuurd naar een villa in Ukkel. Dat blijft ze doen tot haar zestiende, tot een jeugdrechter een beslissing voor haar neemt. “Ik wist niet wat er allemaal met mij gebeurde. Men heeft toen vastgesteld dat ik niet goed kon lezen. Ik ben naar een doven- en blindenschool gestuurd want ik had oogproblemen. Ik leerde er de doventaal. Ik leerde er naaien, maar niet echt lezen en schrijven.”

Irene trouwt, baart twee kinderen en leeft een leven als huisvrouw. Na een scheiding gaat ze op zoek naar een job. Ze vindt er een in een beschut naaiatelier in Schaarbeek. “Ik kwam er terecht tussen andere laaggeletterden en voelde me er op mijn gemak. Ik kon doen wat ik goed kan: naaien. En ik kon jonge, slechthorende meisjes opleiden, want ik sprak de doventaal. Maar die meiden klommen telkens op want ze hadden een diploma, en ik bleef steken. Terwijl ik hen tenslotte alles had geleerd.”

Die frustratie heeft Irene zeker mee over de streep getrokken. “Sinds ik die lessen volg, ben ik een ander mens. Voorheen zat ik tussen mijn vier muren. Ik durfde niets te zeggen. Het enige waar ik spijt van heb, is dat ik niet vroeger de stap heb gezet.”

--------------------------------------

Brusselleer

Brusselleer maakt de opdeling tussen analfabeten, zwakgealfabetiseerden en andersgealfabetiseerden. De eerste groep kan niet of nauwelijks lezen en schrijven, ook niet in de moedertaal. Zwakgealfabetiseerden kunnen lezen en schrijven in Latijns schrift, maar ondervinden daarbij grote hindernissen, vooral bij lange woorden of zinnen. Andersgealfabetiseerden tot slot kunnen lezen en schrijven in hun eigen taal, die niet gebaseerd is op het Latijns schrift. Zij kennen dus het concept van klanktekenkoppeling, waardoor ze doorgaans sneller tot lezen en schrijven komen in Latijns schrift. En dan zijn er nog mensen met leerbaarheidsproblemen, die concepten zoals leestekens, van links naar rechts lezen of iets invullen moeilijk begrijpen. “Daardoor gaat alles gewoon veel trager, want zo iemand maakt omwegen in zijn hoofd,” zegt Dawie Punga van Brusselleer.

Laat nu net dat zijn wat veel werkgevers verwachten: snelle en efficiënte werknemers. “Het komt erop aan dat leidinggevenden en HR-verantwoordelijken beseffen dat voor een laaggeletterde elke nieuwe instructie analyseren een karwei is.” Maar er zijn simpele oplossingen, zoals telkens dezelfde stramienen, woorden en zinsconstructies gebruiken en dezelfde aanspreekpersonen aanbieden.

De VGC engageert zich alvast om meer oog te hebben voor laaggeletterdheid. Eind juni was er een studiedag voor VGC-kaderpersoneel. Tim Somers van de VGC-uitleendienst was erbij. Hij stuurt een technische ploeg aan, onder wie laaggeschoolde werknemers. “Je blijft als leidinggevende met dat spanningsveld zitten: ben ik een sociaal werker of neem ik mensen aan die de job aankunnen? Je ervaart een zekere traagheid bij laaggeletterd personeel, maar tegelijk de handigheid om te overleven en hun laaggeletterdheid te verbergen. Het lijkt voor hen ook geen probleem te zijn, want mondeling lopen de zaken prima. Maar ik zie het wel als iemand gefrustreerd is omdat hij niet kan of durft deel te nemen aan bevorderingsexamens.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni