Fonderie 2 12716r4 Zingueur
© La Fonderie

Expo: Levens van zink in La Fonderie

An Devroe
© Brussel Deze Week
29/01/2014

Ze heten Paul Krauss, Emile Delchef of Lady Dradon, en ze oefenen het beroep uit van mijnwerker, zinkbewerker op opvulster. Het fotoalbum dat Saint-Paul de Sinçay in 1868 liet maken van het personeel van de Vieille Montagne, een erfgoedschat van de Franse Gemeenschap, is tot 25 mei te zien in het Brussels Museum voor Arbeid en Industrie.

L a Fonderie koppelt er lezingen aan over de beeldvorming over arbeiders, de levenscyclus van zink en de hoge lernfaciliga factor van Esperanto. Het verband? Zink!

Het was ongewoon dat een directeur-generaal portretten bestelde van zijn individuele werknemers. Fabrikanten zagen snel het nut van fotografie voor propagandadoeleinden maar dat resulteerde traditioneel in foto’s van de imposante fabrieksgebouwen, het machinepark en groepsportretten van het voltallige personeel.

Maar Louis-Alexandre Saint-Paul de Sinçay van de Société des Mines et Fonderies de Zinc de la Vieille Montagne laat twee albums maken met busteportretten van het directie- en het administratief personeel, en een derde album met de arbeiders, ten voeten uit, van de verschillende Luikse, Duitse, Franse en Zweedse vestigingen. Naast een unieke kijk op de arbeid in de negentiende eeuw tonen de foto’s ook op welke manier de onderneming naar buiten wilde komen.

Behalve een occasionele oven krijgen we nochtans niet veel werkplekken te zien, maar de arbeiders en arbeidsters poseren wel in hun werkkledij en met hun gereedschap. De mannen houden hun lamineertang of gietlepel in de aanslag, de stappeuse die gaten opvulde met puin draagt de broek en bij de chefs mag er een fijn meubel mee op de foto. De botteresse of hotteuse, typisch voor de regio, was een leurster met een draagkorf (botte of hotte). Ontdek verder de smelter, de walser, de kuiper, de steenbakker, want er waren ook vele nevenberoepen.

De foto’s werden afgedrukt op visitekaartjesformaat, en ook de minutieuze vermelding van de fotograaf, de naam van de arbeider, zijn beroep en de naam van de fabriek, getuigt van een gevoel van fierheid over de knowhow. In die periode was de Vieille Montagne wereldleider in de zinkindustrie. Zo staat er bij de foto met de man en het kind: ‘Zeyen, Léonard-Hubert, Pierre Clajot et Joseph Ghys, sondeurs, Colladios, 1868.’

De foto’s van de Vieille Montagne zijn afkomstig van het Huis van de Metallurgie en Industrie van Luik (MMIL), dat de tentoonstelling maakte, en worden aangevuld met archiefdocumenten van het voormalige zinkbedrijf. La Fonderie put uit zijn eigen verzameling met werktuigen die op de foto’s te zien zijn en met enkele afgewerkte zinkproducten. Zoals zinken Venussen waarvan de originelen in het Louvre worden bewaard en die vervaardigd werden voor de Wereldtentoonstelling van Luik, of een Allegorie van de industrie.

Hoe zou de fotograaf dat vandaag aanpakken? Ter vergelijking zijn er dan ook hedendaagse foto’s te zien, onder andere uit de reeks Les Gestes du patrimoine van Guy Focant. We zien een loodgieter-zinkbewerker aan het werk op de werf van de kathedraal van Doornik of hoe men bij Umicore omgaat met de reusachtige zinkbobijnen.

Ossenogen
De historische wortels van Umicore, de internationale materiaaltechnologiegroep met hoofdzetel in Brussel, liggen bij de zinkmijn van de Vieille Montagne in het Duitstalige plaatsje Kelmis bij het drielandenpunt. In 1989 ging de Vieille Montagne op in de Union Minière groep, voorloper van Umicore.

In 1810 had de Luikse chemicus Jean-Jacques Dony van Napoleon verkregen dat hij zink mocht produceren. Hij was er namelijk in geslaagd om zink als metaal te extraheren uit kalamijnerts. Zelf kreeg hij de productie echter niet op gang, dat deed de Brusselaar François-Dominique Mosselman die in 1837 de Société des Mines et Fonderies de Zinc de la Vieille Montagne oprichtte. Maar aan de latere directeur Saint-Paul de Sinçay – in functie van 1856 tot 1890 – hebben we de fotoalbums te danken. De drie albums openen met het sierlijke anagram van de directeur en het devies ‘Geen woorden, maar daden’.

De zinkwinning was hoofdzakelijk een Luikse aangelegenheid, maar de verwerking ervan gebeurde natuurlijk ook in een industriestad als Brussel en het materiaal werd er ook op grote schaal gebruikt. Cormann et Compagnie, de voorloper van de Compagnie des Bronzes die lange tijd gevestigd was op de site van La Fonderie, begon zijn activiteiten in hartje Brussel met de productie van zinken armaturen. In 1859 groeide daar de Compagnie pour la fabrication du zinc, du bronze et des appareils d’éclairage uit voort. Voor de conservator van La Fonderie Pascal Majerus moet de Brusselse zinkgeschiedenis nog geschreven worden: “Wat een schat aan informatie is niet te vinden in de jaarboeken van de Brusselse neringdoenders met daarin de loodgieters-zinkverwerkers en zo verder. Je mag ook niet vergeten dat een bronslegering nog altijd een klein percentage zink bevat. Er waren nog andere Brusselse bedrijven die het achtste metaal, zoals zink genoemd wordt, verwerkten. In 1847 werd in Molenbeek een filiaal van de Vieille Montagne opgericht dat zinkwit produceerde, een stof die werd gebruikt bij de productie van glas of keramiek. Cahier nr. 47 van La Fonderie over arbeidsziekten behandelt ook de zinkvervuiling.”

Industrieel archeoloog Patrick Viaene over enkele vroege toepassingen: “Van de Vieille Montagne staan vandaag nog een paar gebouwen overeind in Angleur, langs de Ourthe. In Kelmis werd zink in onzuivere vorm ontgonnen in groeven, daarvan is maar weinig overgebleven. Alleen het lokale Göhltalmuseum, uitgebaat door een plaatselijke heemkundeclub, presenteert een kleine afdeling over Vieille Montagne. De Zinkhütte in Stolberg nabij Aken is wel de reis waard, geïnstalleerd in een zinkgieterij en fabrieksgebouwen uit de achttiende en negentiende eeuw. In Vlaanderen werd zink gemaakt in Overpelt, Lommel en omgeving, in de eertijds zeer dun bevolkte Kempen, logischerwijs ver van de stad want zink is een erg vervuilende industrie. In Brussel werd ongelooflijk veel zink gebruikt in de loodgieterij, en ook bij de bekleding van daken, de ornamentele oeil de boeuf of ossenogen (ronde dakvensters) en allerlei smeedwerk.”

Op zondag 23 februari zal professor toegepaste geologie Eric Pirard van de Universiteit van Luik (ULg) een lezing geven over de rijkdommen van de Waalse ondergrond tot en met de recyclage van onze auto’s met zink als rode draad. En wat met de nog steeds aanwezige ertsrijkdommen in de Waalse bodem? Pirard doet suggesties voor een toekomst.

Zink doet leven
Na de nederlaag van Napoleon in 1815 werd op het Congres van Wenen Europa hertekend, maar zowel het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden als Pruisen aasden op de zinkmijn van de Vieille Montagne. Als belangrijke grondstof voor oorlogsmateriaal kon zink nog erg goed van pas komen.

Het Grensverdrag van Aken uit 1816 bracht uitsluitsel. Een deel van Moresnet (het huidige Kelmis) werd bij de Nederlanden gevoegd en een deel bij Pruisen. De centraal gelegen mijn werd een neutrale ministaat. Neutraal Moresnet, met een eigen munt, eigen postzegels, en eigen brigadiers die verbonden waren aan de zinkmijn, heeft bestaan van 1816 tot 1919. Na de Eerste Wereldoorlog moesten de grenzen opnieuw vastgelegd worden en de Oostkantons en Neutraal Moresnet werden aan België toegewezen.

Nog steeds is Neutraal Moresnet een inspiratiebron voor Seán Ó Riain, voorzitter van de Europa Esperanto Unio (EEU), die op 27 april daarover een lezing komt geven in La Fonderie. Aan het begin van de vorige eeuw werd Esperanto de officiële taal van Neutraal Moresnet en werden voorbereidingen getroffen om het Esperantostaatje Amikejo (‘vriendenplaats’) op te richten. Ó Riain zal het hebben over de actualiteit van het Esperanto als gemeenschappelijke taal in een Europese Unie met 24 officiële talen. Even terugblikken: “Esperanto was goed ingeburgerd in Neutraal Moresnet in de periode na 1908, maar het staatje was te klein om politiek te overleven, en werd slachtoffer van de Eerste Wereldoorlog.” Overal waar hij komt, pleit hij voor een korte spoedcursus Esperanto, 50 tot 100 lesuren zouden volstaan, als springplank tot het leren van een volgende taal. Het aanleren van 500 van de meest gebruikt morfemen (betekenisvolle woorddeeltjes), met een equivalent van 2000 woorden in andere talen, en een grammatica zonder uitzonderingen vergemakkelijkt het aanleren van elke nieuwe taal. Esperanto als lernfaciliga, u had het woord al begrepen.

Façade of echt?
Een fotostudio katapulteert kinderen terug naar de arbeidsomstandigheden van de zinkfabriek. Het is de bedoeling ze te doen nadenken over hoe portretten tot stand komen. In twee lezingen voor volwassenen wordt daar ook dieper op ingegaan.

Op 25 mei kan je een lezing bijwonen van Muriel Andrin van de ULB die vaststelt dat het vooral mannelijke arbeiders zijn die in documentaire films worden afgebeeld. Waar zijn de arbeidsters gebleven, en als ze wel opgevoerd worden, gelden er dan andere filmwetten?

En op 23 maart plaatst Georges Vercheval, eredirecteur en stichter van het Fotografiemuseum Charleroi, kanttekeningen bij soortgelijke foto’s: “Ik zal zowel historische als hedendaagse voorbeelden geven. Een duik in de geschiedenis met portretten van kinderen die aan het begin van de vorige eeuw twaalf uur aan een stuk moesten doorwerken, bij ondernemingen bij ons of in de Verenigde Staten (Lewis Hine), foto’s van kompels van Gustave Marissiaux voor de Wereldtentoonstelling in Luik in 1905, of van de Duitse twintigste-eeuwer, die August Sander vastlegde. Ik zal ook niet nalaten te wijzen op het portret dat vandaag gemaakt wordt van arbeiders die in hartje Europa hun job kwijtraken.”

“Zijn deze beelden façade of écht?” vraagt Vercheval zich af: “Een beeld is nooit helemaal echt, nooit helemaal vals. Een portret kan mooi zijn, maar het is daarom nog niet waarachtig. Wordt het portret niet echt op het moment dat de arbeider of arbeidster voor zichzelf beslist om zijn beeltenis aan zijn naasten te schenken? Hij zal dan zeker zijn alaam in de fabriek laten en zijn beste kleren aantrekken. De portretten die La Fonderie toont werden in de schoot van het zinkbedrijf gemaakt. We krijgen de werktuigen te zien en kunnen het beroep aflezen. Het is dus didactisch materiaal, wat niet zo vreemd is voor een onderneming. Er bestaan zoveel manieren om een mens af te beelden, daarover kan je blijven filosoferen.”


Levens van zink

data: 30/01 > 25/05 - ma > vr: 10 > 17.00 & we: 14 > 17.00

vernissage: 30/01 om 18.30

lezingen: telkens om 15.00

waar: La Fonderie, Ransfortstraat 27, 1080 Sint-Jans-Molenbeek

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sint-Jans-Molenbeek, Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni