Een op drie te laag inkomen: ‘Breng armoede in Brussel beter in kaart’

Dat armoede in Brussel een nijpend probleem blijft is duidelijk: een op de drie inwoners heeft een inkomen onder de armoederisicogrens. Maar hoe de armoede nu precies evolueert, kan het Brusselse Observatorium voor Welzijn en Gezondheid eigenlijk niet zeggen. “We hebben nood aan een eigen enquête voor Brussel.”

Armoede is een van de belangrijkste stadsfenomenen in Brussel. Om die armoede en aanverwante fenomenen in kaart te brengen, bestaat er ook een specifiek organisme in Brussel: het Observatorium voor Welzijn en Gezondheid brengt elk jaar zijn barometer uit, met een pak cijfers over onder meer werkloosheid, armoederisico en kindersterfte.

Dit jaar leren de tabellen bijvoorbeeld dat niet minder dan 32,5 procent van de Brusselse bevolking onder de armoederisicogrens leeft. In Vlaanderen is dat 10,9 procent.

Maar wie wil weten hoe die armoede evolueert, blijft op zijn honger zitten. “Het betrouwbaarheidsinterval voor dat cijfer (de zwarte verticale lijn boven op de balk, zie grafiek onder het artikel) is met 13 procent erg groot”, geeft co-auteur Sarah Luyten toe. “Stel dat we vorig jaar op 27 procent procent uitkwamen, dan waren we nog niet zeker of het armoederisico dit jaar gestegen was.”

Het Observatorium pleit daarom voor een eigen Brusselse EU-SILC-enquête, die de armoede wel duidelijk kan meten. “Nu zijn er wel 1.900 Brusselse gezinnen geïnterviewd, maar in het kader van een nationale aanpak die niet de nodige evenwichten binnen Brussel respecteert.”

Of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, waaronder het Observatorium valt, de middelen voor zo’n enquête kan vrijmaken is echter nog maar de vraag.

Dat de armoede in Brussel alvast niet afneemt, lijkt Luyten desalniettemin duidelijk. “Alles wijst net op meer armoede: er is geen echte toename van het aantal jobs voor laaggeschoolden, de OCMW’s krijgen steeds meer mensen over de vloer, de wachtlijsten voor sociale woningen blijven maar groeien, en ga zo maar door.”