Jean Culot Compagnons du devoir 2 c Saskia Vanderstichele

Compagnons du Devoir maken vaklui van jongeren

Bettina Hubo, Steven Van Garsse
© Brussel Deze Week
20/08/2014

De Compagnons du Devoir leiden al sinds de twaalfde eeuw jongeren op tot gespecialiseerde vaklui, voornamelijk in de bouw. “We leren hen niet alleen een métier, we proberen ook interessante mensen van hen te maken,” zegt provoost Jean Culot.

D e Brusselse zetel van de Compagnons is gevestigd in de ‘t Kintstraat, pal in het centrum. De organisatie kreeg er 25 jaar geleden een herenhuis met binnenkoer 25 in erfpacht van Stad Brussel en knapte het volledig op. Aan de buitenkant valt vooral de imposante houten voordeur op, volledig handgemaakt. Binnen trekken de meubelen en decoratie de aandacht: het koperen zeilschip voor het raam, de barkrukken met gedraaide poten, de bordeaux-lederen sofa, de kasten in art-nouveaustijl. “Alles is gemaakt door onze jongeren in opleiding,” zegt Jean Culot, een Luikenaar die op zijn zeventiende het aso beu was en besloot om metser te worden bij de Compagnons. Nu, acht jaar later, is hij provoost van het gezellenhuis.

Daar verblijven momenteel 35 à 40 jongeren, bijna allemaal jongens. De meesten zijn Fransen, bezig aan hun ‘Tour de France’.

De opleiding van de Compagnons bestaat uit meerdere fases. Eerst is er een basisopleiding van twee à drie jaar. In Brussel kan je alleen voor schrijnwerker en timmerman leren. Wil je metser, steenkapper, metaalbewerker, patissier, zadelmaker of nog een ander traditioneel ambacht leren, moet je naar een van de vijftig huizen in Frankrijk.

Brousse
De leerling-gezellen, zoals de jongeren tijdens hun basisopleiding genoemd worden, gaan meteen op leercontract en krijgen dus van meet af aan een vergoeding. Ze werken telkens zes weken, afgewisseld met twee weken les. De algemene vakken volgen ze in het centrum voor deeltijds leren in Ukkel. Culot: “Hier bij ons krijgen ze, ‘s avonds en op zaterdag, technische tekenles en de rest van de vakopleiding.” Aan het eind van de basisopleiding behalen de jongeren zowel een Belgisch als een Frans getuigschrift.
Willen de leerling-gezellen vervolgens aspirant worden, dan moeten ze een maquette of ander werkstuk afleveren. Dan kunnen ze aan hun Tour de France beginnen, een reis door Frankrijk en ook een verder buitenland. Culot: “We zien de Tour als vervolmaking. Wij vormen jongeren door hen te laten reizen. Twee keer per jaar veranderen ze van bedrijf en regio. Zo leren ze niet alleen nieuwe materialen, methodes en bedrijfsculturen kennen, ze komen ook in contact met nieuwe steden, nieuwe mensen, nieuwe gewoonten. Heel leerzaam. Tijdens mijn Tour ontdekte ik dat een metser in Zuid-Frankrijk zowat het hele huis bouwt, daar komt geen timmerman of dakdekker aan te pas.”
Voor zijn verre reis trok Culot naar Frans-Guyana waar hij, midden in de brousse, een school en verpleegpost bouwde. “Je leert er werken in moeilijke omstandigheden, alle bouwmaterialen moesten per prauw aangevoerd worden, er was nauwelijks contact met de buitenwereld en niemand om raad aan te vragen.”

Gezellenhuizen
Een Tour de France duurt drie tot vijf jaar. Aan het eind maken de aspiranten opnieuw een werkstuk, ditmaal voor hun meesterproef, waarna ze compagnon kunnen worden. “Ik maakte een standbeeld in beton. 950 werkuren heeft het me gekost. Maar dat maakt niet uit. Je wil het beste van jezelf laten zien. Dan tellen de uren niet.”

Compagnon is een titel voor het leven, zonder juridische waarde evenwel. “Het betekent alleen iets voor mensen die het kennen.” Van compagnons wordt verwacht dat ze hun vakkennis doorgeven. De eerste drie à vijf jaar zijn ze daar voltijds mee bezig. “Je kan een huis beheren, zoals ik nu doe, of leraar worden.”

Momenteel zijn in Brussel 34 opleidingsplekken voor timmerman en schrijnwerkers. Om jonge Brusselaars warm te maken voor een traditioneel ambacht is er zaterdag een opendeurdag. Iedereen tussen de 16 en 20 komt in aanmerking. “We kijken of de jongere kan lezen en schrijven en een beetje kan rekenen. En er wordt gepeild naar de motivatie.”

Dat is nodig want de opleiding is zwaar. “Je werkt overdag en ‘s avonds krijg je les. Dat zijn meteen weken van zestig uren. Tijdens de Tour de France moet je je om het half jaar aanpassen aan een nieuwe werkgever en nieuwe stad.”

Bovendien moeten de jongeren het leven in gemeenschap aankunnen. In de gezellenhuizen hebben ze geen eigen kamer en er is geen tv. Ook zijn er gedragsregels: beleefd zijn, respect hebben en samen avondeten, in deftige outfit. “Maar voor de rest laten we hen vrij. Ze gaan uit als ze dat willen, maar moeten ‘s ochtends wel fris en monter aan het ontbijt zitten,” zegt Culot. “De regels zijn nodig wil je een groep jongeren, meestal uit de bouw, in het gareel kunnen houden. Maar zo verzetten we ons ook tegen het negatieve imago van bouwvakkers. We hebben een waardig beroep en willen dat tonen.”

De opleiding is niet alleen veeleisend, maar ook lang. “Ik ben in 2006 begonnen en heb mijn Tour in april beëindigd. Acht jaar dus om metser te worden. Alleen geneeskunde duurt even lang.” Bovendien mogen de jongeren pas aan een gezin beginnen als ze klaar zijn met hun vorming.

Rituelen
Logisch dus dat er onderweg afvallers zijn. Slechts acht procent haalt de eindmeet. “Je kan op elk moment opstappen. We houden niemand tegen. We zijn absoluut geen sekte.”

Ook met genootschappen als de vrijmetselaars hebben de compagnons volgens Culot niets gemeen. “Wij houden ons alleen bezig met het vormen van jongeren.” Nochtans wordt gewerkt met geheime ceremonieën, overgangsrites en symbolen. De leerling-gezel wordt aspirant tijdens een semi-besloten aanvaardingsceremonie waarbij hij een houten staf krijgt, een lint in de kleur van zijn vakgroep en een bijnaam, die verwijst naar zijn provincie van herkomst. Culot bijvoorbeeld heet Liégeois. Bij de overgang van aspirant naar compagnon is er opnieuw een ceremonie, volledig besloten deze keer.

Wat is de zin van deze rituelen anno 2014? Culot meent dat het hoort bij de tradities. De Compagnons bestaan sinds de twaalfde eeuw, volgens de legende gaat de oorsprong zelfs terug naar Koning Salomon, die 3.000 jaar geleden de eerste joodse tempel liet bouwen. “Maar het is meer dan traditie. De rituelen maken zichtbaar dat je een duidelijk engagement aangaat, een engagement om het goede te doen.”

Opendeurdag 23/08/2014,9-18u, ‘t Kintstraat 42, Brussel

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving, Economie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni