Albert Bontridder
© Saskia Vanderstichele

Albert Bontridder: 'Architectuur niet van tel voor kotjes'

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
04/02/2015

Een negentiger wiens energie naar boven blijft stromen is dichter-architect Albert Bontridder (1921), generatievriend van Jan Walravens, Louis Paul Boon en Hugo Claus. Vorig jaar heeft hij zijn woonst uit 1958 moeten ruilen voor een rusthuis. “Ik stoor me hier aan de slechte vormgeving, maar bon. Het blijft belangrijk om alles rondom ons te aanvaarden. Een mens is op zichzelf begin en einde,” zo stelt de ‘vrijmetselaar zonder schaapsvel’.

O p het uur van ‘volle middag’ luisteren we geduldig naar Albert Bontridder, oud-redactielid van Tijd en Mens, Architecture en oud-voorzitter van PEN Vlaanderen. Al bijna tachtig jaar schrijft hij gedichten. Er wacht een stapel oud en nieuw werk om gebundeld te worden.

“Thuis in Rode, waar mijn zoon Thierry nu woont, liggen nog een honderdtal gedichten in dozen. Hier heb ik de map met het recentste werk, zoals Zij is het raadsel. Er is sprake van een vervolguitgave op de bundel Gedichten 1942-1972, uit te geven door het Poëziecentrum,” zo begint hij, terwijl ik de handgeschreven nieuwe verzen luidop lees. Een verzorgster stoort ons: “On peut vous inviter à la messe, monsieur Bontridder,” – de dagelijkse routine. Alsof de nazaat van Pajotse ouders hierop al eerder ja had gezegd.

“Ik was een slechte leerling bij de Broeders Maristen (Institut Champagnat) in Helmet (Schaarbeek). Ten eerste kwam ik altijd te laat omdat mijn zus ‘s ochtends mijn moeder hielp in onze kruidenierswinkel, op de hoek van de Sleeckx- en Verhaerenlaan. Ten tweede begreep ik niet wat van me verwacht werd. In de ‘beste’ kamer, achter de winkel, tierde mijn vader altijd boven mijn hoofd: ‘Ge zit met uw floeren broek op uw verstand!’ Tot we ‘om de goede lucht’ terug verhuisden naar Het Rad (Bergensesteenweg 1099), waar ik in de Leeuwerikentraat 6 geboren was. “Daar merkte de meester van het vierde leerjaar op dat ik een bril nodig had. Nadien was ik altijd de eerste van de klas.”

Bontridder maakte er jeugdvrienden, zoals schrijver Jan Walravens (uit de Wandelingstraat) en schrijnwerker-beeldhouwer Florent Welles. “’s Zomers zwommen we in ons blootje in het Kuipje, een verbreding van de Molenbeek. En ik las de hele bibliotheek van de parochie uit, van Jules Verne tot Jan Persijn. Ons trio schreef brieven naar elkaar om te oefenen in impressionisme, expressionisme, surrealisme... en het woordenspelletje le cadavre exquis.”

“Na mijn architectuurstudies aan Sint-Lucas, eerst in Molenbeek en dan in Sint-Gillis (tot 1942), analyseerde ik de toestand van alle Brusselse straten. Na de oorlog vond ik werk bij architect Paul-Amaury Michel (tot 1956) en bij Jacques Dupuis (tot 1984). Veel van wat ik in de jaren 1950-1960 schreef en in wat in mijn boek over de geschiedenis van de hedendaagse bouwkunst staat is voorbij. Alles in architectuur moet inwendig beheerst worden, maar uiterlijk moet een gebouw neutraal blijven tegenover de omgeving. Architectuur is niet bedoeld om vrijblijvend te zijn. Architectuur moet openstaan voor wat nabij is, maar altijd met een zekere bescherming. Architectuur moet zich engageren tegenover het individu en het collectief. Dat wordt vandaag niet meer begrepen. Voor een mens die zijn huizeken wil bouwen is architectuur niet belangrijk.”

M’as-tu vu
“Het is evident dat bouwwerken als een belfort of een vuurtoren een soort concentratie zijn geweest van de collectiviteit alsdusdanig. Men mag hier van kunst spreken, omdat de gemeenschap in haar geheel verenigd wordt in één punt. Die concentratiegedachte heeft geleid tot uitvindingen als de kathedraal, die de collectiviteit overkoepelt. Het huizekotje dat Louis Paul Boon bij me wou bestellen is iets helemaal anders dan wat Calatrava met het Guggenheim heeft getoond. Dat zijn bouwwerken die de gemeenschap ‘zin’ geven.”
In ons vorig interview beweerde de architect dat we moeten bouwen aan een klassenloze samenleving.

Of hij daar voldoende realisaties van ziet, vraag ik. “Nieuwbouw is enkel voor wie geld heeft. Interessante architectuur kan Jan met de pet niet schelen; zijn gewone kotje volstaat voor hem. André Jacqmain heeft het in Ibiza met zijn villaparken gedaan: architectuur neerzetten die niets te maken heeft met de mens. Ik herhaal het geval van Louis Paul Boon en zijn huizekotje. Dat staat haaks op architectuur die een ‘sculptuur’ is. Geld mag bij architectuur niet ter sprake komen. Enkel dat wat mensen samen nodig hebben om met elkaar te leven, is belangrijk. Kijk eens naar ‘s werelds hoogste wolkenkrabber in Dubai (de Burj Khalifa, 828 meter, red.), dat vraagt toch niemand? Dat heeft niets te maken met de mens. Ik begrijp niet op welke manier mensen op duizend meter hoogte ‘met elkaar’ kunnen leven.”

Waaraan moet een huis dan voldoen, willen we toch weten van de vormenknutselaar. “Architectuur is een verwantschap, een engagement. Jacques Dupuis (met wie Bontridder voor paviljoenen op Expo ’58 werkte, red.) heeft het in zijn werk bewezen. Zijn vader, Charles Dupuis, was een geneesheer die om een vrouw te laten bevallen niets veranderde aan zijn laten en doen. Hij deed het in manchetmouwen. Ook ik ben zo geboren – eenvoudig – in een keukenkelder in Het Rad. Net zo heeft de grootsprakerigheid van de architectuur niets vandoen met de werkelijkheid: de mens. Het leven van de mens met de mens primeert. Architectuur moet de spiegel zijn van het goed gevoel van de mensen. Vandaar dat ik me niet thuis voel in dit home. Alles is eraan gedaan om de gewestelijke architectuur te respecteren. Vandaar die moeilijke vormen: een te lange gang, een te laag plafond en uitsparingen in het dak die geen steek houden. Niets belet dat men met verbeelding allerlei vormen doet samenleven, maar dit?”

Staat de overheid wel open om iets te creëren dat aansluit bij de mens, hengelen we nederig. Bontridder: “Ik ben stilaan wanhopig: niemand maakt zich daar zorgen over. Ik zie echt niet waar de overheid nog aandacht voor heeft. Weet je, architect Brodski maakt zich kwaad op collega Samyn, die een soort van ei in een kubus maakt voor de Europese Raad. En terecht: het gebouw bestaat enkel uit formules en vormen, met als opzet m’as-tu vu. De mens komt daar niet aan te pas. Deze vorm om de vorm is niet eerlijk. Architectuur moet ‘waar’ zijn, tegenover de maatschappij die daar alle dagen moet mee leven.”

Grootoosten
Bontridder wordt ook gerespecteerd als logebroeder, al heeft hij daar niet naar gevist. “Het is een raar verhaal, Willem Roggeman wou absoluut dat ik voorzitter werd van schrijverscentrum PEN. Onze vergaderingen vonden plaats in het Goudblommeke in Papier in Brussel en in Dendermonde. Op een dag sprak schrijver Daniël Van Ryssel me aan alsof ik vrijmetselaar was. Ik had daar nochtans nooit van gehoord, tenzij via mijn vader. Volgens hem, die voor de Kajottersbeweging van Cardijn had gewerkt en nog als flamingant opgepakt was, was het een organisatie ‘van de duivel’. Van Ruyssel heeft me daarop mensen gestuurd die me begonnen te ondervragen. Mogelijk omdat ik aan het schrijven was over architect en vrijmetselaar Léon Stynen, heb ik het vertrouwen gewonnen van het Grootoosten van België (een irreguliere loge, red.).”

“Soit, waarom dat broederschap? Ik ben iemand die altijd wil ‘begrijpen’. De Loge was fascinerend, iets verblindends. De uitspraak ‘de manier waarop de dingen hun waarheid kunnen vinden voorbij alle tegenstellingen’ heeft me geprikkeld. Over mij werd beweerd dat ik een vrijmetselaar was ‘zonder schootsvel’. Dat intrigeerde me. Daniel Van Ryssel zei: ‘We moeten je niet vragen, jij bent het van nature’. Voor mij draait het engagement om goede wil. Het vergt een inspanning om alles wat niet onmiddellijk vertrouwd is, op die manier te benaderen dat je het wilt begrijpen en assimileren. In de uitdrukking ‘wat ik geloof, weet ik niet’ is het woord weten het belangrijkste. Een mens is iets dat op zichzelf begin en einde is. Ik kan niet buiten mijzelf. Het is wel zo dat ik zonder de andere niets ben. Ik besta omdat jij er bent. Het is dus belangrijk om wat rondom ons is te assimileren en te aanvaarden. En verder, als het om doen en laten gaat en om de wereld rondom ons, dan beweer ik het volgende: het is verwaand om achterom te kijken en te zeggen: ‘Heb ik dit en dat gepresteerd’? Zoiets is totaal overdreven en heeft geen impact op het zijn.”

BDW in gesprek met ...

Brussel Deze Week ontmoet iedere week een interessante Brusselaar voor een boeiend gesprek.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving, BDW in gesprek met ...

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni