Abdij terkameren-02

Abdij van Terkameren: Een reis naar de dertiende eeuw

Danny Vileyn
© Brussel Deze Week
17/09/2014

De restauratiewerf van de Abdij van Terkameren is halverwege. De archeologen schrijven hun verhaal: de dertiende-eeuwse vondsten zijn uitermate belangrijk voor de geschiedenis van de hoofdstad. Wij overwonnen onze hoogtevrees en klommen op de stellingen.

H et is vrijdag 12 september, tien over negen in de ochtend. Het nazomert al volop. De zon schijnt, maar de banken zijn nog nat van de dauw. Even gaan zitten lijkt geen goed idee. Op een eenzame jogster met roze loopschoenen na is er niemand te zien. In de verte klinkt dof geklop van hamers. Een kloosterleven lijkt ineens niet zo onaantrekkelijk. Maar de afspraak is niet op dit vredige plein, maar aan de poel achter de kerk waar archeologen en architecten ons opwachten.

Sinds een jaar werkt het kantoor Arter voor rekening van de Kerkfabriek aan de gevelrenovatie van de kapittelkerk en het klooster van de Cisterciënzerabdij. Architect Johan Van Dessel: “De muren waren in heel slechte staat, eerst hebben we alle cement en kalk moeten verwijderen. Nadien was het de beurt aan de archeologen die steen per steen alles opgemeten en gedateerd hebben voor hun kunsthistorische studie. Dan moet er beslist worden wat in ere zal worden hersteld: de dertiende, de zeventiende of de negentiende eeuw. Het is aan de Dienst Monumenten en Landschappen om te beslissen welke stenen er moeten ‘vervangen’ worden.” Van Dessel laat voorbeelden zien van stenen die vervangen worden, welke er bewerkt moeten worden en welke er met plastische mortel moeten worden aangevuld.

Pleisterlagen
Toen de Dienst Monumenten en Landschappen aan de werf begon had ze nooit vermoed dat er zoveel vondsten lagen te wachten: “Door de bewogen geschiedenis en het groot aantal verbouwingen van de abdijgebouwen van Ter Kameren verwachtte men er zich niet aan dat er nog overblijfselen van de primitieve gebouwen uit de dertiende eeuw zouden worden aangetroffen. Dit is dan ook een bijzonder belangrijke ontdekking voor de architectuurgeschiedenis van het Brussels gewest.”

Archeologie Ann Degraeve zei aan Frank Hoornaert van tvbrussel zelfs dat het belang van de vondsten voor Brussel wat haar betreft even belangrijk is als de Acropolis voor Athene: “Het is onze geschiedenis.”
Om al dat werk aan te kunnen heeft Monumenten en Landschappen een beroep gedaan op de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG) en de ULB.

Philippe Sosnowska (ULB): “Natuurlijk is deze vondst zeer belangrijk, de dertiende eeuw is ook de eeuw van de eerste omwalling. Onze archeologische interventie is toegespitst op de gevel van de kloostergang, de enige resterende muur van de vleugel waar zich de keuken en de refter bevonden. Dankzij het verwijderen van de opeenvolgende pleisterlagen hebben we gedetailleerd het metselwerk uit de dertiende eeuw en alle wijzigingen kunnen bestuderen.” Sosnowska laat ons sporen zien – roodbruine vlekken – die naar historische gebeurtenissen verwijzen: “Deze muren zijn stille getuigen van de verwoestingen gepleegd tijdens de Godsdienstoorlogen, dat blijkt uit resten van de brand van 1581.” Een grondige analyse heeft Sosnowska en zijn collega’s ook een schat aan informatie bezorgd over de gebruikte bouwmaterialen en bouwtechnieken in de Middeleeuwen en de Moderne tijden.

Drie hoog
En dan moeten we drie hoog op de stellingen klauteren, een helm hadden we al eerder moeten opzetten. Patrice Gautier (KMKG) heeft eerder al meegewerkt aan de restauratie van het Rood Klooster. “Het Rood Klooster en Ter Kameren hebben niets met elkaar te maken, maar toch is het zeer boeiend om twee kloosters die maar vijf tot zes kilometer uit elkaar liggen te vergelijken. Wat was er destijds nodig voor de bouw van beide kloosters: water, steengroeven en bossen voor hout.” Het gebouw waar we voor staan laat vijf spitsbogen zien en de opeenvolgende verbouwingen, die zijn nog heel even te zien. In tegenstelling tot de muur van de kloostergang worden deze muren opnieuw gekaleid. De sporen laten ook de opeenvolgende functies zien. Het eerste wat een klooster nodig heeft is een slaapzaal, “ legt Gautier uit.
Later werd de slaapzaal verbouwd tot kloostercellen, ook het leven in kloosters evolueerde. De muren worden in gelig wit gekaleid, de kleur die ze hadden tijdens de achttiende eeuw, de barok. Wit gekaleide muren met groene ramen zijn de kleuren van de negentiende eeuw.

Het is kwart voor elf, twee mannen en een vrouw genieten van de zon voor de ingang van de school van La Cambre. Vijf honden in alle maten, gewichten, en kleuren besnuffelen het gazon. Ze zien er niet allemaal ongevaarlijk uit. Een paar vensters van de school staan open.

Ik verwacht ieder moment polyfonische muziek. Heerlijke plek, die abdij.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni