De jonge oud-student beeldverhaal aan Sint-Lukas Ben Gijsemans zat in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België aan de bron der inspiratie. En de muze was hem genadig: zijn debuut Hubert is een precieuze vertelling die kijken, schoonheid, kunst en leven schoorvoetend samenbrengt.

De muze. Dat veelvormige, vaak uitbundig vrouwelijke schepsel, bewoont wel vaker de eerste creaties van kunstenaars in de knop. Bij Wide Vercnocke lag ze in de zetel, bij Ben Gijsemans, ook een verse worp van de afdeling beeldverhaal van Sint-Lukas, hangt ze in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB). Of niet?

Hubert Luyten, het hoofdpersonage van Gijsemans' debuut, is een teruggetrokken man die de grote wereld het liefst geruisloos en onopvallend bekijkt vanachter een bril met droeve eierglazen. Een bezoek aan de KMSKB in het weekend – élk weekend – vormt het hoogtepunt van zijn week. De schoonheid biedt troost. Zijn ongegeneerde kijken naar de schilderijen – die vooral beeld zijn en geen creaties van een meester: "Volgende keer ook eens kijken wie de schilder was" – vloeit op zijn appartement uit in het herscheppen.

Dat navertellen op basis van foto's gebeurt fragmentarisch: altijd zijn het fracties, details van schilderijen, die worden uitgelicht. Altijd zijn het vrouwen die in de picture staan: plechtstatige, deemoedige wezens, bedwongen door het penseel en de tijd, die zich dienstbaar tonen onder Huberts blik. Wanneer hij tijdens het kijken – die meest receptieve aller activiteiten – uit zijn raam zijn oog laat vallen op de overbuurvrouw en een foto van haar neemt, wordt hij ontdekt en haalt het directe appel van haar verontwaardigde blik de grond van onder zijn voeten – zoals stommefilmheld Chaplin in The gold rush toont op Huberts televisiescherm. Huberts kopieën blijken hem plots teleur te stellen, in het museum deinst hij terug voor een toevallig op hem gerichte camera, en Quinten Metsys' waardige vrouwen, die hij zo intiem kent, keren zich van hem af. De bron der inspiratie – ook de naam van Constant Montalds schilderij dat de schitterende openingssequentie aanreikt – droogt op.

Het ritueel van het kijken
De stille kracht van Hubert is dat Ben Gijsemans doet wat hij zegt, de vorm kiest waartoe zijn vertelling noopt. De ruimte toont zich pijnlijk begrensd: veel meer dan (details van) het appartement, het museum, de trappenhal en de auto krijg je niet te zien. De terugrit van het Musée d'Orsay in Parijs – waar Hubert Manets Olympia gaat bewonderen – toont zich als een langgerekt frontaal shot op de wagen, als het minuscule stukje van de wereld dat Huberts universum uitmaakt. En ook de tijd wordt uitgerekt, vertraagd. Dat zachte voortschuifelen, die schoorvoetende toenadering brengt een extreme focus teweeg. Het rituele kijken, dat de schilderijen te beurt valt, slaat over naar het appartement (die trappenhal!), de stad, én de lezer, die al op de vierde pagina deelachtig wordt gemaakt aan het zachtaardige voyeurisme, door de vragende blik van een passant.

Het kan niet anders of Ben Gijsemans heeft zelf op een bankje gezeten in de KMSKB: kijk naar de concentratie en precisie in zijn tekeningen, het bedaarde ritme, de gedempte focus en het dito kleurenpalet. Het intense kijken toont zich als voyeurisme, als diefstal van de intieme kern van persoon en personage, als indringende verkenning, als appel, als bevel... Als uitnodiging tot intimiteit: de reproductie van Manets Olympia bij Huberts onderbuurvrouw, die met alle middelen de eenzaamheid bestrijdt, toont zich explicieter dan Hubert zich haar voorstelde. Het leven dringt zich op. Schoonheid zit niet alleen op het doek. Het hangt er maar van af waar je kijkt.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws, Shop

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni