pub Wielemans et Vandenheuvel

La Fonderie komt met eerste permanente expo

An Devroe
© Brussel Deze Week
24/09/2014

Onvoorstelbaar hoeveel er werd geproduceerd tijdens de industriële bloei van Brussel. Vanaf 26 september kunnen we er ons in het Brussels Museum voor Arbeid en Industrie (La Fonderie) eindelijk eens een voorstelling bij maken, want dan opent voor het eerst een permanente tentoonstelling.

D ie ontbrak nog om erkend te worden door de Federatie Wallonië-Brussel. Aan andere erkenningsvoorwaarden zoals tijdelijke tentoonstellingen en een educatieve werking (met onder andere gidsbeurten en Les Cahiers-uitgaven) voldeed het museum al: “We spraken hier altijd van het MEC, Musée en construction,” zegt conservator Pascal Majérus.

Wie al eens op de binnenplaats van de voormalige Compagnie des Bronzes kwam, zag er altijd wel de wonderlijkste verroeste creaturen: duikbootachtige waterreservoirs en vliegwielen van versneden stoommachines, rails en wagonnetjes “want een fabriek was een ministad”, en zelfs surrealistische machines door kinderen in samenwerking met het Buurthuis Bonnevie aan elkaar gelast.

“Daar moet nog een oplossing voor gevonden worden, maar nu zijn we al blij dat er sinds een viertal jaar iemand de collectie op wetenschappelijke manier inventariseert, de catalogus telt momenteel al 5.000 stukken. Het is de verdienste van oprichter Guido Vanderhulst enorm veel ‘gered’ te hebben, maar nu moeten we ons ernstig buigen over wat we gaan bewaren. Het probleem met machines is dat zelfs identieke stukken door hun aanpassingen aan verschillende ateliers eigenlijk uniek geworden zijn. Ze worden bewaard in een depot van 4.500 vierkante meter waarvan slechts de helft overdekt is. Hopelijk komt er ooit een dak boven de giethal zodat we de grote machines kunnen tonen. Er is geen geld voor cultuur en al zeker niet voor industriële cultuur. De opening van de permanente expo liep zoveel vertraging op omdat we onder andere zelf onze vitrinekasten moesten maken.”

Made in Brussels
“Chronologie is heel belangrijk - we zijn ten slotte historici - maar een tijdlijn aan het begin van een expo kan saai zijn,” zegt Majérus als we de 300 vierkante meter grote Zaal van de Draaiers van de oude bronsgieterij betreden. Daarom kunnen de bezoekers handmatig rollen aan historische kaarten om naar evoluties van Brussel en zijn industrialisering te speuren.

De frisse inrichting is onder andere het werk van scenograaf Laurent Fabri, van Click Click Graphics, en Caramb-Art ontwikkelde educatieve spelletjes. Telkens kondigen twee topmachines de vier sectoren aan die voor Brussel belangrijk waren (metaal, hout, textiel/confectie en voeding) en toont een curiositeitenkabinet eindproducten: “Het contrast tussen de brute machines en bijvoorbeeld hoeden met de fijnste afwerkingen werkt.”

Een filmpje, dat telkens de link met vandaag maakt, over Huis Gillis in de Lombardstraat, dat de hoeden maakt voor de prinsessen Claire en Astrid en koningin Mathilde, toont hoe de ambachtelijk!e hoedenmakerij nog steeds leeft in Brussel: “Nu is alles ‘Made in Taiwan’ maar de leidraad van onze expo is ‘Made in Brussels’, want vroeger werd er in Brussel geproduceerd voor de Brusselaars en voor het buitenland.”

Omdat La Fonderie zich in de gebouwen van een bronsgieterij bevindt, kon de metaalsector niet ontbreken. Je had Godin en de Nestor Martin kachelfabrieken (een van de gietijzeren kachels heette Le Vrai Belge) in Laken en Ganshoren en hoeveel metaal was er niet nodig toen de art nouveau succesvol werd. Maar de bezoekers zien ook de Brusselse auto-industrie herleven en leren de Torpille uit 1896 kennen, een automobiel aangedreven door stoom, of een ganzenbord van voor 1914 om met autootjes op te racen. In een filmpje kun je luisteren naar de hilarische pleidooien van fietsers, fans van het openbaar vervoer en autobestuurders. Bij de houtsector wordt de timmerman om de hoek geïnterviewd. De draaibank, een gevaarlijke machine, bootst eeuwenoude manuele handelingen na.

De bezoekers worden uitgenodigd na te denken: wat hebben het Jacquard weefgetouw en de eerste computer gemeen, of wat kan het grote belang geweest zijn van de asfaltmachine (van de Brusselse firma Dardenne) in de voedingssector? Een machine met een spectaculaire bol diende om chocolade te branden. Hier wordt het verhaal verteld van de Côte d’Or fabriek, van 1899 tot 1991 gevestigd in de Anderlechtse Barastraat, de koekjesfabriek Victoria die in Koekelberg kort na de Eerste Wereldoorlog 1.500 mensen tewerkstelde of brouwerij Vandenheuvel in Molenbeek die als eerste de pils produceerde. En voedselschandalen blijken niet nieuw te zijn. In 1863 werd er in Brussel een gemeentelijk labo opgericht om klachten over aangelengde melk, plaaster in de bloem of margarine in de boter te kunnen onderzoeken.

Uit de suikerraffinaderij Graeffe in Anderlecht kwamen in 1890 de eerste dozen met geometrische klontjes, daarvoor werd suiker nog van suikerblokken gekapt. In 1953 werd ze overgenomen door de Tiense suikerfabriek, maar op de pakken bruine suiker lees je nog altijd de naam Graeffe.
De Singer-naaimachine is het topstuk dat iets zegt over de onzichtbare tewerkstelling thuis. Deze goedkope arbeidskrachten moesten alle kosten van verwarming en onderhoud zelf dragen. Al van in de middeleeuwen was de textielsector belangrijk in Brussel met zijn vele spinnerijen, weverijen en ververijen. In de negentiende eeuw kon de Brusselaar zich van top tot teen kleden met lokale kleding. In 1896 werkten in de confectiekledingindustrie 12.000 mensen, een derde van de tewerkstelling in de verwerkende industrie.

Enkele pronkstukken kondigen andere sectoren aan die in de toekomst in het museum aan bod kunnen komen: een oude wasmachine, een factureermachine waarmee je kon schrijven en rekenen, een linotype (zetmachine) uit de drukkerij, en de favoriet van Majérus, een kolenfornuis van geëmailleerde staalplaat van Les Fonderies bruxellois (Fobrux), een bedrijf dat in Haren gevestigd was vanaf 1920: “Mensen van een zekere leeftijd halen er steevast herinneringen bij op. Voor mij is het heel belangrijk dat de bezoekers een band voelen met hetgeen we tonen. Kostelijk is wat een vrouw met vijf jonge kinderen in een filmpje vertelt over haar fornuis in de jaren 1930-1940. ‘s Avonds staken de kinderen een baksteen in een van de oventjes om zich ‘s nachts aan te warmen en de baby hing gewoon in een hangmatje boven de kachel.”

Waardeloos, maar onschatbaar
“Een museum houden in een achtergestelde wijk en zonder andere musea in de buurt vraagt extra inspanningen,” zegt Majérus: “Een Marokkaanse buurman was hier pas na vijftien jaar eens binnengekomen, hij was nooit voorbij het hek gedurfd. Mensen met niet echt een museumcultuur zullen we bij de hand nemen en ze bijvoorbeeld in groep, via verenigingen, het plezier leren kennen van een museumbezoek. Tijdens de nocturne op 6 november organiseren we allerlei activiteiten rond metaal, hout, textiel en chocolade.”

Bij de tijdelijke expo ‘Aandacht, kostbaar!’ (tot 1 februari 2015) die tegelijk met de permanente expo opent, is de buurt ook betrokken: “Aan Molenbekenaars hebben we gevraagd naar een voorwerp dat voor hen veel waard is, ze vormen een soort tegengewicht voor de industriële voorwerpen die we tonen in de permanente expo. Eigenlijk zijn ze niets waard, maar ze zijn van onschatbare waarde. De dertig deelnemers zijn Belgen, Marokkanen, Italianen, vrouwen, mannen, kinderen van velerlei pluimage: een schepen, mensen die leren lezen, een priester, een pornoster zelfs. Welk voorwerp zij meebrachten? Dat moeten de bezoekers zelf komen ontdekken.”

Er werden interviews opgenomen door BNA-BBOT (Bruxelles nous appartient - Brussel behoort ons toe): “Meestal interesseert geschiedenis hen niet zo, maar toch merk je dat Molenbeek een soort toegangspoort is om naar het verleden te gaan.”

Meer info op www.lafonderie.be

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sint-Jans-Molenbeek, Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni