Joost de Vries na maandje Brussel: 'Rare, onvoorspelbare stad'

Ken Lambeets
© Brussel Deze Week
04/03/2015

Joost de Vries treedt ons stralend tegemoet. Hij heeft pas te horen gekregen dat zijn essaybundel ‘Vechtmemoires’ de shortlist van de Gouden Boekenuil heeft gehaald, de prijs die hij vorig jaar al op zak stak met zijn roman ‘De Republiek’. “Als ik opnieuw win, moet ik maar meteen Belg worden,” lacht de jonge auteur en cultuurcriticus van De Groene Amsterdammer.

Joost de Vries (31) verbleef de hele maand februari in Brussel als writer in residence bij internationaal literatuurhuis Passa
Porta. “Door de Gouden Uil had ik een druk najaar waarin ik amper aan schrijven toekwam. Nu kon ik eindelijk opnieuw in het wilde weg schrijven aan een nieuwe roman. Nog geen idee wat het precies wordt. Ik heb enkele personages en daar ben ik wat scènes mee aan het bedenken. Ik kan met een goed gevoel terug naar Amsterdam.”

Op de laatste pagina’s van ‘Vechtmemoires’ schrijf je dat België een land is waar je nog nooit iets voor je plezier hebt gedaan. Is daar ondertussen verandering in gekomen?
Joost de Vries: “(lacht) Dankzij de Gouden Uil heb ik vorig jaar alle uithoeken van jullie land gezien, voor lezingen of interviews. Daarvoor was ik enkel nog maar in Antwerpen en Brussel geweest, en ook maar vluchtig. Sinds een tijdje ben ik hier kind aan huis. Zelfs in Gent, Brugge, Oostende en Leuven.”

Wat zijn je indrukken van Brussel?
de Vries: “Het is een heel rare, onvoorspelbare stad. Ik begrijp er helemaal niets van. Het ene moment loop je in een straat met allemaal chique panden. Sla je de hoek om, dan is het helemaal verpauperd en ligt er vuilnis op straat. Achter een andere hoek is het weer gezellig en mooi. En dan stoot je middenin de stad op een half braakliggend terrein.”
“Het chagrijn dat Brusselaars kunnen hebben vind ik heel grappig. Vlakbij het appartement waar ik verblijf, is er een drogisterijtje. Ik zag hoe de vaste leverancier zijn busje op de stoep parkeerde. In Nederland zou die man elke week binnenkomen en zeggen: ‘Hé dames, ik ben er weer, helpen jullie me eventjes?’ Hier gaat de deur open en maakt die man enkele boze gebaren. Ik moest er erg mee lachen.”

Heb je de tijd genomen om de stad beter te leren kennen?
de Vries: “Heel erg. Ik ga een paar keer per week hardlopen en dan ren ik een willekeurige kant op om te zien waar ik uitkom. Ik stond perplex van het Justitiepaleis. Het lijkt wel een soort Parthenon, middenin Brussel. Jullie moeten een heel goede justitie hebben. Als ik in Brussel ben, ga ik er altijd wel langs. Je kan het ook van overal zien.”
“In de Amsterdamse parken kan je wel wat grotere toeren lopen. In het Warandepark lopen de mensen in een soort permanente polonaise, omdat het zo klein is.”

Even terug naar de Gouden Uil.
Wat heeft die prijs voor jou
betekend?
de Vries: “Op professioneel vlak was het aangenaam: mijn boeken kregen een stickertje en vallen extra op in de winkel. Ik kreeg bijna elke dag een mail met de vraag om ergens op te treden, iets te schrijven of iets anders te doen, al kan je niet op alles ingaan.”
“Op persoonlijk vlak werkt het heel ontspannend. Alsof je een schouderklopje krijgt. Je hebt minder het gevoel dat je je moet bewijzen. En nu helemaal, nu ik met mijn essayboek de shortlist heb gehaald.”
“Er is natuurlijk een kleine kans dat je de Uil twee keer na elkaar wint. Als dat gebeurt, moet ik maar meteen de Belgische nationaliteit aanvragen (lacht).”

Een sleutelzin uit ‘Vechtmemoires’ is: “Als je iets wil bouwen, kan ironie nooit je materie zijn.”
de Vries: “Voor mij is ironie een soort permanente terugtrekkende beweging, een manier om nooit echt vol voor iets te gaan. Maar je kan toch geen ironische houding aannemen tegenover het boek dat je aan het schrijven bent? Arnon Grunberg is bijvoorbeeld iemand die heel erg zijn eigen creatie bespot en belachelijk maakt. Die afstand, of die airbag, zoals ik het noem, die moet je helemaal loslaten. Anders doe je net alsof je superieur bent aan wat je maakt. En dan komt de onvermijdelijke vraag: waarom maak je dat nou?”

Jeroen Olyslaegers zei onlangs in ‘Oogst’ dat verstoppertje spelen met de lezer hem steeds minder aantrekt, terwijl hij daar in zijn debuut nog last van had. Is ironie een fase waar veel jonge schrijvers mee worstelen?
de Vries: “Ik kan me voorstellen dat jonge mensen in het algemeen – niet per se jonge schrijvers – niet zo goed weten waar ze zich aan willen verbinden, en hoe. In dat opzicht vind ik het een mooie opmerking van Jeroen: al die mensen hebben aan de universiteit geleerd dat dé waarheid niet bestaat en dat er veel waarheden zijn, maar je kan niet alles ironiseren.”
“P.F. Thomése heeft al enkele keren een groot pleidooi voor ironie gehouden. Maar de liefde voor zijn kinderen kan hij niet relativeren, die is absoluut. Dat zijn de banden die we allemaal hebben in ons leven, en dat is waar kunst en literatuur over gaat.”

Heel wat van je cultuurkritieken gaan over televisieseries zoals ‘Girls’ of ‘Downton Abbey’. Nemen die een bepaalde rol van literatuur over?
de Vries: “Dat wordt wel gezegd, maar uiteindelijk vind ik van niet. Sommige van die series, zoals Mad Men, hebben een soort van literair gevoel. Er zijn personages waarvan je nooit helemaal zeker weet waarom ze iets doen. Ook in literatuur worden niet alle antwoorden gegeven. Series als Mad Men en Breaking Bad experimenteren daarenboven met nieuwe vormen, ze gaan niet van gebeurtenis a naar b en c en d. Ook dat kan je literair noemen.”
“Maar of ze de rol van literatuur overnemen? Wat betreft populariteit lijkt dat misschien zo, maar ik heb toch het gevoel dat ik iets heel anders doe als ik een boek lees. Het machtige aan een boek lezen is dat het een een-tweetje is tussen de schrijver en de lezer. Als lezer moet je verbeelding gebruiken. Televisieseries hebben die verbeelding zelf al ingevuld.”

Is de rol van de literatuur zelf veranderd?
de Vries: “Ik denk dat literatuur wel veranderd is, doordat het culturele landschap veranderd is. Ik las net een interview met een Ierse kortverhalenschrijver die beweerde dat de aandachtspanne van mensen korter is geworden, waardoor je maar beter korte verhalen kunt schrijven dan romans. Onzin! Dan kan je net zo goed alleen nog maar WhatsApp-berichten schrijven. Een boek als Het Hout van Jeroen Brouwers, daar kan je geen film van maken. En De Republiek zou wellicht ook niet in een serie te vangen zijn.”
“Soms lees ik wel romans van mensen die een film proberen te schrijven, met op de eerste pagina een teaser, een flashforward, dat zijn trucjes die uit de film komen. Je ziet het dus wel, maar ik maak me er geen zorgen over.”

Een boek dat onlangs werd verfilmd en dat veel succes heeft, is ‘Fifty Shades of Grey’. Maar volgens jou is de maatschappij net preutser aan het worden.
de Vries: “In het weekend was ik weer heel blij met mezelf: een Nederlands tijdschrift had een grote enquête gedaan naar preutsheid. Wat bleek? In 1985 durfden tien keer meer mensen topless op het strand dan vandaag. Al kan tegenwoordig iedereen een foto nemen op het strand en die op de sociale media plaatsen.”
“Een ander voorbeeld: Turks Fruit, een film die in de jaren 1960 gemeengoed was – overigens de mooiste Nederlandse film ooit. Als die film nu op televisie wordt uitgezonden, dan worden een paar scènes ingekort of er zelfs helemaal uitgeknipt. De film mag integraal enkel na tien uur ’s avonds worden getoond.”
“Dat een slecht boek vol brave seks en de verfilming ervan – die volgens alle recensies ongelooflijk saai is – zoveel succes hebben, onderstreept volgens mij alleen maar dat we preutser zijn geworden.”

In een gedachte-experiment in ‘Vechtmemoires’ laat je de protagonisten van enkele jonge Nederlandse schrijvers samenwonen in een pand. Dat zou maar een saaie bedoening opleveren, argumenteer je.
de Vries: “Ik zeg niets over de literaire kwaliteit van die boeken, maar als je naar de personages kijkt, dan valt op dat het een stel halve autisten zijn. Je wilt toch dat iemand zich verbindt aan de werkelijkheid? Maar deze personages verbinden zich nergens aan. Ze staan allemaal in het luchtledige, ze willen met niemand in de wereld iets te maken hebben. Daardoor gaan al die boeken nergens over. Als de personages niets op het spel zetten, dan zet de schrijver ook niets op het spel en dan heb ik als lezer niets om over na te denken. Ik vond het wel belangrijk om dat op te schrijven.”
“In de Volkskrant zei ik eens dat ik het jammer vond dat sommige schrijvers klaagden over het gebrek aan debat in de literatuur, terwijl ze er zelf ook niet aan deelnemen. Veel mensen waren het niet eens met mijn stuk. Als ik hen vroeg om een weerwoord te schrijven, antwoordden ze: ‘Ja, maar dat vind ik toch ongemakkelijk, dan moet ik over mensen schrijven die ik goed ken.’”
“Dat is het probleem van de literaire scene in Nederland: het is een klein clubje mensen die heel dicht op elkaar zitten en die allemaal voorzichtig zijn. Maar goed: des te meer ruimte voor mij (lacht).”

Je werd al vaak vergeleken met Harry Mulisch, maar dat ben je wellicht al een beetje beu.
de Vries: “(lacht) Een beetje, ja.”

Dan zullen we het eens over een opmerkelijk verschil hebben: Mulisch zei altijd ‘Ik ben een schrijver, geen lezer.’ Jij bent een grote lezer.
de Vries: “De grap met Harry Mulisch is dat hij ook gewoon een enorme lezer was. Niemand was beter in zijn eigen imago in stand houden dan hijzelf. Twee jaar terug verscheen het logboek dat hij bijhield tijdens het schrijven van De ontdekking van de hemel. Hij was toen gewoon Paul Auster aan het lezen!”
“Ik ben weleens bij hem thuis geweest, in zijn werkkamer. Daar staan heel wat contemporaine romans. Zeggen dat hij niet las: dat was gewoon geouwehoer, dat was imago.”
“Elke schrijver die ik ken, is permanent aan het lezen. Een schrijver die niet permanent aan het lezen is, is geen goede schrijver. Als je een roman over overspel wil schrijven en je leest niet eerst Anna Karenina of Madame Bovary, dan ben je niet professioneel met je vak bezig.”
“Maar ik lees wel veel in vergelijking met andere mensen. Van boeken van tien jaar terug kan ik meteen zeggen waar ergens in het boek een goede scène staat, wie de personages zijn. Misschien heb ik er wel een heel goed geheugen voor. En ik schrijf erover, ja.”

Je zei eens dat je al schrijvend het beste kunt nadenken over een boek. Hoe gaat dat in zijn werk?
de Vries: “Niet alleen over boeken, maar over alles. Pas als je erover schrijft, merk je hoe dingen werken.”
“Over boeken met elkaar praten is heel gezellig, maar als je schrijft kan je iets rustig neerzetten, citaten laten zien. Het is weleens voorgekomen dat ik niet enthousiast was over een boek toen ik het pas uit had, maar dat ik er tijdens het recenseren toch anders over ging nadenken. Tijdens het schrijven komt er een tweede interpretatie.”

Je bent alweer aan je derde roman bezig, tussendoor leverde je een essaybundel af. Heb je een carrièreplan?
de Vries: “Walk tall and spit on the graves of my ennemies (lacht). Neen hoor, dat is het motto van Patrick Melrose, de protagonist uit de magistrale romans van Edward St. Aubyn die nu pas bij Prometheus zijn verschenen.”
“Toen ik aan De Republiek werkte, dacht ik: het zou wel leuk zijn om een essaybundel te maken. Daarna had ik opnieuw zin in een roman. Ik zal nooit een schrijver worden die om de achttien maanden een nieuwe roman uitbrengt, daarvoor wil ik te veel verschillende dingen uitproberen. Mijn plan is gewoon heel veel schrijven.”
Ken Lambeets

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni