Brusselse cultuursector schrijft open brief tegen besparingen

De Brusselse culturele sector verzet zich in een open brief tegen de besparingen die ze moet ondergaan. De ondertekenaars onderstrepen het belang van kunst en zijn ongerust over de gevolgen van de besparingen voor de hoofdstad.

De open brief gaat uit van het Brussels Kunstenoverleg (BKO), het Réseau des Arts à Bruxelles (RAB), de Brusselse Museumraad (BMR) en de Concertation des Centres Culturels bruxellois (CCCB). Samen verenigen zij meer dan 250 kunstenorganisaties.

De open brief is gericht aan de beleidsmakers over heel het land, en klaagt de besparingen aan van de Vlaamse en federale regering aan. Ook de Franse Gemeenschap zet de knip op het cultuurbudget. En de organisaties maken zich zorgen over wat er nog op Brussels en Europees niveau zal gebeuren.

De besparingen slaan volgens de schrijvers het hardste toe in Brussel: “Meer nog dan andere Belgische steden, is Brussel een belangrijke aantrekkingspool voor kunstenaars uit de hele wereld. De hoofdstad is een plek waar ze kunnen experimenteren; het is een plek waar kan worden gedroomd”, zo klinkt het.

De sector vreest dat vooral kleinere kunstenorganisaties de besparingsronde niet zullen overleven. Ze vrezen voor “een ware kaalslag die niet alleen de organisaties maar ook de kunstenaars zelf treft.”

Niet enkel kunst
Bovendien is de functie van de musea en kunstenorganisaties niet louter artistiek.

“Alle Brusselse organisaties staan met hun beide voeten in de stedelijke context. Ze stellen zich open naar een zo breed mogelijk publiek, werken aan een steeds groter wordend maatschappelijk draagvlak en zetten zich in voor de ontwikkeling van het brede potentieel van de stad”, schrijven de auteurs, die vrezen dat de maatschappelijke opdracht van de organisaties onder druk komt te staan.

De sector stelt aan de beleidsmakers de vraag of ze die belangrijke eigenschappen van de Brusselse culturele wereld kwijt willen.

“Mogen we hopen dat alle overheden de eigenheid van de Brusselse culturele sector zullen (h)erkennen, niet vanuit chauvinisme maar vanuit een terechte zorg voor de maatschappij?”, klinkt het in het slot van de brief.