Detail wandtapijt 1B INT08R6 Pieter Coucke Van Aelst

Boek over de Vlaamse primitief Pieter Coecke van Aelst

JMB
© Brussel Deze Week
22/10/2014

De tentoonstelling ‘Grand design: Pieter Coecke van Aelst’ in het Metropolitan Museum of Art (nog tot 11 januari 2015) bleek het geknipte moment om een monumentale monografie over leven en werk van de renaissancearchitect, paneelschilder, ontwerper van tapijtkartons, glasramen en edelsmeedwerk te publiceren.

In New York ligt de focus op negentien Brusselse wandtapijten van zijn hand, voor verzamelaars als Keizer Karel, François Premier, Hendrik VIII van Engeland en Cosimo de’ Medici.

Dankzij het boek krijgt de schoonvader van Pieter Bruegel de Oude en grootvader van de nazaten Bruegel, als Vlaamse primitief mondiale renommee.

Van Bruegel weet iedereen dat hij op verzoek van zijn toekomstige schoonmoeder Mayken Verhulst in het huis van Pieter Coecke van Aelst (1502–1550) kwam inwonen, nu in de Marollen. De laatste jaren van zijn leven had Coecke zijn atelier in Brussel gevestigd, waar Bruegel in dienst was. Het ging de sinds 1543 ingeweken vrijmetselaar (en sinds zijn twintigste Antwerpenaar) in Brussel voor de wind.

Auteur Elisabeth Cleveland van het Metropolitan Museum steekt het niet onder stoelen of banken: al in zijn tijd werd Coecke in de Lage Landen geprezen als ‘tweetalige vertolker van de Italiaanse renaissancetheorie’ en als ‘hofschilder van Karel V en diens zus landvoogdes Maria van Hongarije’. Dat hij later in de vergeethoek geraakte, is mogelijk te wijten aan de grotere faam van zijn schoonzoon Bruegel. En uiteraard ook omdat zijn uitmuntende wandtapijtkartons niet gesigneerd waren. Zijn opdrachtgevers vonden het evident om hem af te doen als ‘een schilder’, de adembenemende tapijtsuites ten spijt.

Dat hij zo meesterlijk was in zoveel kunsttakken, was wat ‘pervers’, meent de Amerikaanse auteur. Met een stuiver per dag, van Maria van Hongarije, rooide de ontwerper het goed.

Wandtapijtenreeksen als De verovering van Tunis, een reeks over het Leven van de heilige Paulus, Het Scheppingsverhaal en de Geschiedenissen van Jozua, Tobias, Abraham, Julius Caesar, Vertumnus en Pomono of De zeven hoofdzonden tonen net als een paneeltriptiek Verrijzenis (met lutherse symboliek) hoe meesterlijk veelzijdig Coecke wel was, zo leren de hoofdstukken over de tapijtkartons en wandtapijten zelf. Telkens blijkt het duale van beroemdheid en vergetelheid in deze verhalen ons te beschamen als ‘onchauvinistische’ Vlaamse kunstliefhebber. Veel van zijn werk is gelukkig met zorg bewaard, vermoedelijk dankzij de hoge artistieke en materiaalkwaliteit. Vandaar dat een zorgvuldig overzicht als deze monografie mogelijk was.

Coecke ligt begraven in de Brusselse Sint-Gorikskerk, met een foute sterfdatum op zijn steen. Zijn weduwe Mayken en de overlevende dochters Antonette en Mayken (vrouw van Bruegel) kregen in Aalst een royaal stadspensioen na zijn dood. Ook dat vertelt dit werk.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni