Het ivoren aapje Frederik Deflo
© Saskia Vanderstichele

Antiquaar Frederik Deflo: ‘Zege van het boek is zeker’

Steven Van Garsse
© Brussel Deze Week
15/10/2014

Wie rust wil vinden in de drukke stad moet af en toe eens aanlopen bij het Ivoren Aapje, bij uitstek het gezelligste antiquariaat van Brussel. Frederik Deflo: “De mensen komen naar deze stad en vertrekken na verloop van tijd. De boeken blijven haperen. Ik geef ze onderdak, een nieuw zetje in de rug.”

D e koffie loopt, sigarettenrook kringelt naar het hoge plafond, de boeken zwijgen. Af en toe klinkt er klassieke muziek. En helemaal achterin ontwaar, je, meestal achter een kloeke roman, Frederik Deflo. Als zat hij in zijn woonkamer.

Het is een herkenbaar beeld voor wie af en toe, aan de Begijnhofkerk Het Ivoren Aapje binnenstapt, waar je terecht kan voor tweedehandse Nederlandstalige klassiekers, een Duits filosofisch werk of een Engelstalige poëziebundel. “Het Ivoren Aapje bestaat vijftien jaar,” vertelt Deflo. “Ik heb in De Slegte gewerkt in Antwerpen maar ook voordien al was ik door boeken begeesterd. Het boek is mijn levensthema, al de rest is er slechts een variatie op.”

“Een tweedehandsboekenwinkel beginnen was het overtreden van een verbod. Mijn vader was een verwoed verzamelaar van boeken, op een bijna geniepige manier. Hij liet in de tuin een bijgebouw zetten om zijn boeken in op te slaan. De boeken moesten beschermd worden voor de blik van de anderen. Er kwam geen zonlicht doorheen. Dat oefende een enorme aantrekkingskracht op me uit.”

“Hij kocht alleen nieuwe boeken, en legde die keurig op stapeltjes. De boeken hadden iets erotisch. Ze waren een soort harem. Maar ze moesten maagd blijven. Hij had natuurlijk zin om die boeken te lezen. Dan ging hij naar de bibliotheek. Hij las nooit zijn eigen boeken. Dat zou zijn boeken alleen maar beschadigen. De leesplooi was het ergste wat een boek kon overkomen.”

“En wat doe ik? Ik verkoop oude, versleten boeken. Je kan dat bijna als een Freudiaanse vadermoord zien. Wees gerust: er is geen bloed gevloeid (lacht).”

“Voor mij is het boek een wereld. Een wereld om in rond te zwerven, waar toekomst, heden en verleden één zijn. Maar het is niet dé wereld. Dat moet je altijd voor ogen houden. Anders kan het tot bovarysme leiden. Daar heb ik wel eens last van gehad. Je gaat dan mensen als figuranten beschouwen. Je ziet ze niet in hun appel, in hun dagelijkse roep. Je komt dan in een schijnwereld terecht waarin alleen het mooi geformuleerde van tel is en de rest een grauwe afspiegeling van de werkelijkheid. Wie een wereld verwart met de wereld gaat het tastbare minachten. De enige manier om hieraan te ontsnappen is om het leven te leven, om mensen te ontvangen, hier in mijn boekenwinkel.”

“Deze boekenwinkel is tegelijk de vrucht van een mislukking. Ik ben namelijk een mislukte verzamelaar, in tegenstelling tot mijn vader die een geslaagd verzamelaar was. Op een bepaald moment had ik geen middelen. Dus vroeg ik me af: hoe kan ik aan boeken raken? Ik koop een boekenwinkel! Dan komen de boeken vanzelf. Ik heb dat in Antwerpen gedaan, in 1992, in de Nationalestraat. Maar ik maakte natuurlijk de beginnersfout om de boeken voor mezelf te houden. Na een jaar had ik een mooie collectie boeken, maar ook een mooie collectie schulden. Daarna ben ik naar Brussel gekomen.”

“Nu maak ik van mijn hart een steen. Romans hou ik niet bij. Die keren toch terug. Meer en meer koop ik boeken van mensen die diezelfde boeken hier hebben gekocht. Zo kocht ik onlangs een mooie collectie van een overleden klant van mij. Een groot deel had hij hier gekocht. Dat weet ik, want hij had het in zijn boeken geschreven. Wij sterven, maar het boek overleeft. Soms op een spectaculaire manier.”

Maar zou het niet kunnen dat precies het boek op sterven na dood is?
Frederik Deflo: “Neen. Dat nooit. De boekenverkoop keldert, boekenwinkels moeten sluiten, maar dat is een tijdelijk fenomeen. En natuurlijk is er een campagne tegen het boek. Universiteiten, bibliotheken zitten verveeld met het boek. Het boek stoort hen. Ik las een interview met de bibliothecaris van Muntpunt (in BDW, SVG). Ze zei: ‘We zetten het boek nu met de cover naar voor op de plank. We moeten keuzestress vermijden.’ Alsof de lezer een dwaas is. Dat is de organisatie van de onwetendheid.”
“Ik ben gecontacteerd door academici die met lede ogen moesten aanzien hoe hun universiteit boeken in de container gooide. En als ze protesteren klinkt het: alles staat toch op het net. Het net is proper, en je wint enorm veel ruimte op de koop toe. Ruimte waarvoor? Ik zou het niet weten.”

“De zege van het boek is zeker. Als de elektriciteit uitvalt, steek je een kaars aan en lees je verder.”

Paradoxaal genoeg krijgt in een digitale wereld het tweedehandsboek misschien juist een extra glans?
Deflo: “Ja. Ik zie hoe jongeren verbaasd staan te kijken naar al die boeken. Ze raken de kaften aan met hun door hun smartphone misvormde duimen – aan de duim zie je het generatieverschil. Ze staan voor de kast: wat een mooi boek, wat een aantrekkelijke vormgeving. Die verbazing is bemoedigend, want zoals iedereen weet: de verwondering is het begin van de wijsheid.”
“Er is nog een ander groot verschil tussen de digitale en de echte wereld. Op het net koop je wat je zoekt, in Het Ivoren Aapje koop je wat je niet zoekt. Het boek nodigt uit. Serendipiteit is hier alom.”

Waar komen uw boeken vandaan?
Deflo: “Mijn routes zijn zeer voorspelbaar. Je vindt me steeds langs dezelfde wegen en pleinen. Ik ga vaak naar het Vossenplein. Het is een herkenbaar verhaal. Grootvader sterft. Wat te doen met zijn duizend boeken? De erfgenamen halen er een paar boeken uit, over tuinieren bijvoorbeeld, en laten een vide-maison komen. Die boeken komen op het Vossenplein terecht. Karrenvrachten. Elke dag. Ik breng ze terug in het circuit.”

De collectie boeken zegt vaak iets over de overleden eigenaar...
Deflo: “De boekencollectie is de afspiegeling van de ziel. Maar niet altijd. Ik ken iemand die zeer goede boeken koopt. Niet uit belangstelling maar omdat hij weet dat iemand die hij bewondert dezelfde boeken heeft. Hij imiteert. Hij heeft een zeer interessante collectie, maar ze is leeg. Maar bij de meeste boekenliefhebbers loopt het wel goed hoor...”

Waarom bent u naar Brussel getrokken?
Deflo: “Brussel is de som van alle steden die je verlaten hebt. Brussel is een verdwijnpunt van België. Vroeg of laat komt de Vlaming of de Waal hier terecht. Je kan hier als een balling leven. Zo ben ook ik hier terechtgekomen. Dat heeft ook kwalijke gevolgen, want niemand identificeert zich met de stad. Brussel is een transitzone. Wie hier woont, pleegt roofbouw op de stad.”

“Maar de anonimiteit is wel aangenaam. Ik woon hier bijna twintig jaar. Het heeft ook met mijn levensthema te maken. Brussel is een stad van boeken. Omdat het zo internationaal is, en omdat mensen hier vaak maar een korte tijd verblijven. Ze laten de balast achter. De mensen gaan weg, maar de boeken blijven. Hongaren die hier in de de jaren 1960 kwamen, Spanjaarden in de jaren 1970,... De mensen trekken verder, de boeken blijven haperen. En ik geef ze onderdak. Een nieuw zetje in de rug.”

“Maar tegelijk is mijn betrokkenheid bij de stad erg klein. Ik ken deze stad helemaal niet goed.”

Maar wel de stadsbewoner, uw klant.
Deflo: “Mijn ideale klant is de vrijgezel van zestig met zijn kleren in een mand, die de televisie eruit heeft gegooid. Maar dan nog mag je van een vaste klant niet verwachten dat hij hier elke maand langskomt. Hoogstens enkele keren per jaar. De verkoop van tweedehandsboeken is een traag proces. Ik heb onlangs nog een boek verkocht waar ik nog de prijs in Belgische frank had geschreven.”

“Er komen de laatste tijd wel erg veel jongeren langs. Dat komt omdat ik in een boekje ben opgenomen voor jeugdtoerisme. Ik sta er vermeld als The Romantic Bookshop. En dan komen die Amerikaanse meisjes binnen, met hun grote ogen, en vragen ze me: “Wat is uw meest romantische boek?” Dan neem ik wel eens Schopenhauer – dat ìs romantiek, hé. Maar meestal eindigt het bij de zusjes Brontë.”

“Klanten vragen me: raad me een boek aan. In het begin probeerde ik hen een winkeldochter aan de man te brengen (een boek dat maar niet verkocht raakt, SVG). Die staan bij mij op de bovenste plank. Maar tegenwoordig probeer ik hun vraag au sérieux te nemen. En dan geef ik ze Elsschot. Die schreef dunne boekjes.”

“Of ze vragen me: heeft u alles gelezen? Gisteren nog een Mexicaans meisje. Alsof je aan bakker zou vragen: heb je al je brood opgegeten.”

Voor het echte antiquariaat, de eerste drukken, moet men niet in het Ivoren Aapje zijn...
Deflo: “Neen. Bibliofielen zijn bekrompen mensen. Ze zetten hun boeken achter glas. Het zijn vervelende mensen omdat ze nooit tevreden zijn. Van de ene op de andere dag veranderen ze van verzamelobject. Ik heb iemand gekend die alleen boeken van Jeroen Brouwers kocht. Gesigneerde dingen, gelimiteerde oplages. Dan leg ik die boeken voor hem opzij, en dan zegt hij mij plots: ‘Nu verzamel ik alleen nog Arnon Grunberg.’”

“Het zijn wispelturige mensen die boeken als een investering zien. Je kunt met hen alleen over cijfers praten. Ze gokken op een auteur waarvan de boeken volgens hen over tien jaar veel waard zullen zijn, terwijl ze andere auteurs openlijk minachten.”

“Zo heb je de Elsschot-maffia. Er is een georganiseerde club, het Elsschotgenootschap, die overal tentakels heeft en de collectioneursdrift voedt waardoor de prijzen voor werk van Willem Elsschot astronomische proporties beginnen aan te nemen. Wat doet een antiquaar vandaag? Hij zoekt Elsschot! Daar kan je roem mee oogsten. Maar zo word je slachtoffer van je klanten. Ik wil eigenlijk precies het omgekeerde. Dat de klanten... euh.. het slachtoffer zijn van mij (lacht)...”

Spelen met het Ivoren Aapje

“Het Ivoren Aapje is een roman van Herman Teirlinck, een echte Brusselaar, geboren in Molenbeek. Dit is de eerste stadsroman, “Een roman van Brusselsch leven”, gepubliceerd in 1908. Het boek speelt zich in de buurt van het Begijnhof af, waar mijn boekenwinkel gevestigd is. Het is een langdradig, misschien wat verouderd verhaal maar goed leesbaar. Het thema van het boek is de ondergang van een bourgeois, in de traditie van Thomas Mann en Louis Couperus. Er komt een kwaadaardig personage in voor, die de hele tijd met een ivoren aapje in zijn hand speelt, terwijl hij zijn slachtoffers demoniseert.”

“Ik wou voor alles een Nederlandstalige naam voor mijn boekenwinkel. Niet omdat ik flamingant ben maar omdat ik al die Engelse namen zeer ergerlijk vind: Brussels Philharmonic, Brussels Bookshop, Be Post Brussels...”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni