Pieter De Poortere 25 years of Comics Art Museum 2014

25-jarig Stripmuseum past voor nostalgie

Niels Ruëll
© Agenda Magazine
29/10/2014

Sommige verjaardagen zijn alleen goed voor taart. Anderen schudden je wakker. Het Belgische Centrum voor het Beeldverhaal grijpt haar 25ste verjaardag aan voor een naamsverandering en de vernieuwing van alle permanente tentoonstellingen. “We gaan ons niet vastklampen aan de gouden jaren van de Belgische strip,” zegt directeur Willem De Graeve.

D e naamsverandering is het minst spectaculaire gedeelte van de make-over naar aanleiding van de 25ste verjaardag. Al jaren gebruikt zowat iedereen Stripmuseum voor wat officieel Het Belgische Centrum voor het Beeldverhaal was. Voortaan is de roepnaam ook de echte naam. “Onze stichters vonden museum een oubollig, negatief woord dat niet paste bij een dynamisch, levendig medium als de strip. Maar Het Belgische Centrum voor het Beeldverhaal bleek een problematische naam. Bij taxichauffeurs deed het geen belletje rinkelen terwijl ze blindelings de weg wisten naar ‘het stripmuseum’. Van een centrum weet de toerist niet wat hij mag verwachten en zelfs de term beeldverhaal is verwarrend. We waren eigenlijk al lang een museum, en daar komen we nu ook voor uit,” zegt De Graeve.

Gaat er achter de naamsverandering ook een koerswijziging schuil? Een museum organiseert tentoonstellingen en lokt bezoekers. Een centrum doet meer. Wat met jullie bibliotheek, de conservatie en jullie rol als platform voor de sector?
Willem De Graeve: “Alleen de naam verandert. We zijn een van de grootste openbare stripbibliotheken in Europa. We hebben bijna geen aankoopbudget maar de Belgische uitgeverijen en sommige buitenlandse schenken ons een exemplaar van elk nieuw album en aanvaarden schenkingen van oude strips. Zie je die meneer daar zitten? Die loopt hier stage om een stripbibliotheek in Cuba te beginnen. We zijn een referentiebibliotheek.”
“Voor conservatie en digitalisering van stripplaten hebben we anderhalve persoon in dienst. We hebben een depot van 8.000 originele platen, de meeste in bruikleen. Eigenlijk zijn het er zelfs 16.000 want onlangs hebben we alle platen van George van Raemdonck - een pionier van de Belgische strip - gekregen. Hij tekende Bulletje en Boonestaak in 1922, dus nog voor Hergé Kuifje tekende.”

Waar vinden jullie als privémuseum de middelen?
De Graeve: “Wij mogen dit gebouw van de Regie der Gebouwen kosteloos gebruiken. En van de besparingen zullen we geen last hebben want wij zijn een van de weinige musea in het land die zelfbedruipend zijn. We zijn wel vragende partij om vaker een partner te zijn voor ondernemingen en overheden die iets rond de strip doen. Er zijn geen tien stripmusea in de wereld. Wij hebben knowhow en ervaring.”
“Minister van Cultuur Sven Gatz heeft ons al bezocht. Als de Vlaamse regering het Vlaams erfgoed wil conserveren, kan ze bij ons terecht. Dit is een cruciaal moment. Als we nog lang wachten, zal er veel verloren gaan. Stripauteurs sterven en de erfgenamen delen hun passie niet altijd. De tekeningen komen op de markt, de prijzen kelderen en alles raakt versnipperd. Binnen twintig jaar kunnen we misschien geen expo rond Willy Vandersteen meer organiseren.”

De kwaliteit van de tentoonstellingen fluctueert. Onvermijdelijk als je er elf per jaar organiseert?
De Graeve: “Ja. We hebben niet alles in de hand. Voor de nieuwe Peyo-ruimte en het nieuwe Pieter De Poortere-auditorium (met animatiefilms en cartoons rond Boerke, NR) kregen we veel hulp van enthousiaste partners. Maar dat is niet altijd het geval. Sommige uitgeverijen of tekenaars zien het nut van een expo niet in en willen niet alles uitlenen. Ook de curator speelt een rol. Sommigen zijn echte kenners maar vergeten dat ze niet alleen voor de happy few werken. Anderen hebben soms minder voeling met hun onderwerp. Het programma voor 2015 ligt vast. We kunnen niet met zekerheid zeggen dat het allemaal prachtige tentoonstellingen worden. Al hopen we dat natuurlijk wel.”

Met 198.511 betalende bezoekers behoren jullie tot de best bezochte musea van Brussel. In 2013 kwam meer dan 80% uit het buitenland. Welke conclusie verbinden jullie aan dat percentage: nog meer inzetten op toeristen of proberen om meer Belgen aan te spreken?
De Graeve: “Daar is geen debat over gevoerd. We wisten dat we veel buitenlanders over de vloer kregen maar niet dat het er zoveel waren. Dat heeft ons ertoe aangezet om de vaste tentoonstellingen eindelijk eens te vernieuwen. Maar we beseffen dat we de Belgen niet mogen vergeten. Ons feestweekend was gericht op het stripmilieu en de mensen uit Brussel en omgeving. We zoeken een evenwicht. We houden er rekening mee dat sommige bezoekers niets van strips kennen, sommige alles en de meesten een beetje.”

Het Marc Sleen Museum daarentegen lokt geen 20.000 bezoekers per jaar zoals gehoopt maar slechts 8.000.
De Graeve: “We steken veel energie in het promoten van het Marc Sleen Museum. Maar de vraag die altijd terugkomt is: wie is Marc Sleen? Uit een audit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bleek dat 90 procent Nero en Marc Sleen niet kennen. Jammer maar 500 bezoekers per maand zijn wel 500 bezoekers per maand. De helft zijn buitenlanders die Marc Sleen voor het eerst ontdekken. Het is een nichemuseum maar zo moeten er toch ook zijn? Duur is het museum niet. Als er een probleem is, steekt iemand van ons de straat over.”

Waar staan jullie over 25 jaar?
De Graeve: “We willen geen nostalgisch museum worden. We gaan ons niet vastklampen aan de gouden jaren van de Belgische strip. Alles evolueert. Veel auteurs werken intussen volledig digitaal en hebben geen originele platen meer. Mensen beginnen mondjesmaat strips te lezen op tablet of smartphone. Misschien zijn er binnen 25 jaar geen papieren strips meer. Het zijn spannende tijden. Maar hoe het medium ook evolueert, wij surfen mee.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws, Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni