de fanfaar

10 jaar De Fanfaar: ‘Voel me nog altijd die gamin van vijftien’

Tom Peeters
© Brussel Deze Week
21/01/2015

Het allereerste nummer dat ze ooit speelden was ‘Gigippeke van Meulebeik’, een cover van Urbanus. Tien jaar later stonden ze met hem op het podium. En toch is de cirkel nog niet rond voor De Fanfaar, dat van een Brusselse naar een Vlaamse rockband evolueerde. “Dat Brusselse dialect voelde toch een beetje aan alsof het Engels was: ik kon er me te goed achter verstoppen.”

I n 2004 begon zanger-gitarist Jeroen Camerlynck (36) samen met zijn bassende broer Sybren met De Fanfaar. “Omdat we eens iets anders wilden,” klinkt het een vol decennium later. “Het kon ons eigenlijk niet zoveel schelen wat. We speelden in een metalband, maar waren daar allebei op uitgekeken. Flip Kowlier was net doorgebroken in het West-Vlaams, en zo kwamen we op het idee om het te proberen in het Brusselse dialect. Dat hoorde je enkel nog in de Marollen, en altijd in een oubollige context. Misschien konden wij het vanuit een jeugdiger perspectief weer cool maken? Er waren wel wat lokale volkszangers en theatergroepen, maar ze klonken allemaal zo klassiek, terwijl wij wilden rocken.”

En dat viel ook op: De Fanfaar bereikte de finale van de Nekka-wedstrijd voor jong Nederlandstalig talent, mocht in het voorprogramma spelen van onder andere ’t Hof Van Commerce en Gorki, en toen ze in 2008 onverwacht de Nederpopprijs wonnen in Zwolle ging het boekingskantoor L&S Agency mee achter de groep staan en konden ze een eerste cd opnemen. “Zwolle was een eerste hoogtepunt,” blikt Camerlynck terug. “Onze eerste single Adieu was net uit, maar nadat een bandlid was opgestapt was er wat twijfel gerezen of we het wel zouden kunnen blijven trekken. Maar daar in Zwolle stonden we ineens in de finale tussen een paar andere bands waar we zelf fan van waren, en we wonnen nog ook! De motivatie was opnieuw aangezwengeld: we staken een flinke geldprijs op zak, hadden die zomer ineens vijftien optredens, ook buiten de Brusselse Rand, en plots ook genoeg budget om een plaat op te nemen.”

Zonder Compasse werd een best of van de eerste vijf jaar De Fanfaar en kwam vrij stevig uit de hoek, in het Brussels. “We waren toen nog echt een Brusselse band: wij kwamen uit Ukkel, en Tom Ramboer, onze drummer, uit Neder-Over-Heembeek. Door de jaren heen zijn er echter wat personeelswissels geweest, en er zijn alleen maar muzikanten van buiten Brussel bijgekomen. Zo is De Fanfaar geëvolueerd van een rockband, waarvan elk bandlid in Brussel woonde, naar een Nederlandstalige rockgroep waarvan er uiteindelijk niemand meer in Brussel woont.” Zelf is de zanger met zijn gezin uitgeweken naar Lembeek.

Het repertoire van de band is gevolgd. Camerlynck noemt het een natuurlijke stap dat hij nu niet meer in het Brusselse dialect zingt, maar gewoon in het Nederlands. “Gevoelsmatig klopt het. Het staat dichter bij wie ik ben, en eerlijk gezegd voelde dat Brusselse dialect toch een beetje aan alsof het Engels was. Ik kon er me te goed achter verstoppen. Ik kon wel zeggen wat ik wilde, maar het bleef een masker.”

Het veranderde perspectief heeft de concurrentie alvast aangewakkerd. In de Nederlandstalige rock zwemmen er nu eenmaal meer vissen in de vijver. “Maar daar heb ik nooit een probleem van gemaakt, want zelf ben ik niet beïnvloed geweest door pakweg De Mens of Gorki. En ook de andere bandleden hebben altijd een boon gehad voor het hardere werk: van Queens of the Stone Age tot Nirvana, en ja, ook weer terug naar Eels.”

In het Engels?
Als Nederlandstalige rockgroep moet je kunnen leven met vooroordelen. Het is een van de lessen die Camerlynck en co geleerd hebben. “Een radiosamensteller zou onlangs nog gezegd hebben dat als die Nederlandstalige rockbands even kwalitatief zouden zijn als onze Engelstalige rockbands we meer kansen zouden krijgen. Vreemd toch, als je in het Nederlands zingt, dan ligt je lat dus twee keer hoger dan als je in het Engels zingt, en toch hoor ik nog altijd vrij slecht Engels op de radio. Zelf heb ik altijd gevonden dat zingen in je moedertaal eerlijker en dus ook geloofwaardiger is.”

Bij wijze van test hebben de bandleden ooit enkele nummers opgenomen in het Engels en anoniem online gezet, onder de naam Collectors (de muziek is te vinden op YouTube). “We werden meteen opgepikt. Twee maanden later werden we geselecteerd voor vi.be on air op Radio 1. En ook de jury’s van Rockvonk en Humo’s Rock Rally haalden onze demo eruit. Ik herinner me nog goed de verbaasde blikken toen we in dat jeugdhuis aankwamen voor Rockvonk: ‘Hoezo? Maar jullie zijn die gasten van De Fanfaar?’ We waren sowieso te oud om mee te doen, maar onze test had toch maar mooi resultaat opgeleverd. We zouden dus evengoed in het Engels kunnen zingen, maar ik trek liever geen façade op. Ik zou me er niet goed bij voelen.”

Camerlynck beseft dat Nederlandstalige bands in het Brusselse zeldzaam zijn. Gevraagd naar nieuw Brussels talent in het Nederlands kan hij voor de vuist weg alleen de hiphoppers van Stikstof voor de geest halen. Daarom vindt hij een nieuw initiatief van Be.Brusseleer, de organisatie achter het Brussels Volkstejoêter, zo interessant. Zij vroegen Camerlynk, die momenteel halftijds werkt bij de cultuurdienst van de gemeente Anderlecht (en in die hoedanigheid zowel jongerenfestivals als seniorennamiddagen organiseert), om samen met vi.be op zoek te gaan naar tien Brusselse bands. “Elk mogen ze een nummer maken in hun specifieke stijl over het leven in de stad, maar dan wel in het Brussels dialect. Daar wordt een cd aan gekoppeld die in november wordt voorgesteld in de AB.”

Iedereen kan den boom in
Maar eerst is er dus de albumvoorstelling van De Raven Komen, hun vierde studioplaat. Echt opbeurend klinkt ze niet. “Als de raven komen, dan weet je dat de wolven klaar zijn met hun werk, en het straks de beurt is aan de maden,” analyseert Camerlynck de albumtitel. “80 procent van de nieuwe plaat heeft een donker kantje. Vaak gaat het over afscheid nemen en doodgaan. “Neem In Den Boom: in dat nummer kan iedereen letterlijk en figuurlijk ‘den boom in’, en als iedereen daar dan zit, dan vertrek ik met mijn vrouw en is de wereld van ons alleen.” Elvis gaat dan weer over de artiest als eeuwige twijfelaar. “Als je iets maakt, vraag je je toch af of er ook luisteraars voor te vinden zijn. Ik geloof niet in dat je-m’en-foutisme dat sommige rockartiesten cultiveren.”

Ook daarom heeft De Fanfaar steeds geïnvesteerd in bijzonder artwork en opvallende videoclips. Bij de titelsong wordt op dit moment zelfs een animatiefilm gemaakt door een Zuid-Afrikaanse tekenaar met de bandleden als stripkarakters. “Als er veel vissen in de vijver zitten, moet je opvallen. Als je single op de radio wordt gedraaid en je hebt er geen video bij gemaakt, dan vind ik dat die single geen gezicht heeft. Ik vind het tof om een single een gezicht te geven, en dat gezicht hoeft geen verlengstuk te zijn van de tekst. Zien dat je origineel uit de hoek komt en de aandacht trekt, dat is de uitdaging.”

Voor de nieuwe plaat, in een productie van Thomas Vanelslander, is de zanger af en toe met Urbanus gaan samenzitten. “Hij heeft een aantal teksten mee vorm gegeven: Elvis bijvoorbeeld, en het weemoedige 2015, een ode aan mijn favoriete film Back To The Future.” In mei trekken ze na de succesvolle zomer van 2014 opnieuw met de komiek en liedjeszanger op tournee. 15 shows staan ondertussen al vast. “We mogen onze twee handen kussen dat wij deze zomer opnieuw op al die dikke affiches staan als Urbanus & De Fanfaar.”

Op naar Pukkelpop?
Het samenwerkingsverband tussen de twee gaat terug tot 2011, toen de groep een videoclip voor Doodverveellied, hun duet met Jan De Wilde, met hem opnam. “We zijn contact blijven houden en in 2013 heeft hij dan een nummer met ons opgenomen voor zijn nieuwe plaat (Boel!), waarvan we ook de single Zetpilcar mee zijn gaan promoten. Maar omdat hij na al die akoestische onemanshows ook zijn stevigere nummers, zoals Belastingscontroleur of Kodazuur, nog weleens live wilde brengen, vroeg hij ons ook om mee te gaan optreden, en nu zijn we zowat zijn vaste begeleidingsgroep geworden. Tien jaar geleden had ik dat nooit durven te dromen. Het is alsof we van derde provinciale ineens bij de nationale ploeg zijn gaan shotten. We hebben vooral het geluk gehad dat we onderweg veel goed volk zijn tegengekomen. Voor mij persoonlijk was dat het allertofste, dat wij al die mensen nu ontmoet hebben: Urbanus, De Nieuwe Snaar, Jan De Wilde, Luc De Vos, Frank Vander linden,.... Als ik daaraan denk, dan voel ik me nog altijd die gamin van vijftien.”

Welke dromen er dan nog openliggen? “In het zog van Urbanus zijn al veel dromen uitgekomen, en binnenkort staan we opnieuw in de AB Club. Dat stemt ons al heel tevreden. Als we in elke provincie kunnen optreden, en iedereen dus de kans krijgt om in zijn buurt eens te komen kijken, dan is voor mij de missie van een plaat geslaagd. Maar daarnaast zouden we ook weleens graag op Pukkelpop staan, of op Dour, of op Dranouter, maar dan zonder Urbanus.”

De Fanfaar stelt ‘De Raven Komen’ voor op vrijdag 23 januari om 20.00 in de AB Club - www.abconcerts.be

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Muziek

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni