Leven en dood aan het steenkoolkanaal Brussel-Charleroi

An Devroe
© Brussel Deze Week
13/09/2013
Dit jaar werden de huizen van de brugwachter en de kanaalwachter aan de Godshuizenbrug gesloopt. Frans Loosvelt werd in het eerste geboren en in het tweede groeide hij op. Zijn vader Robert was brugwachter vanaf eind 1945 en hij werd in 1954 bevorderd tot kanaalwachter. Een wandeling met Frans naar dit verdwenen kanaalerfgoed.

I n een niet-gepubliceerde lijst, Actualisering van de urgentie-inventaris. Gemeente Sint-Jans-Molenbeek (1993, Sint-Lukasarchief), vond Monumenten en Landschappen een indicatie van de erfgoedwaarde. "De enige informatie hierin is dat het gaat om eclectische huizen. Er is dus geen datum of architect vermeld. Ze zijn opgenomen met waardecijfer 4, waarbij de waarden gaan van 1 (uniek) tot 6 (begeleidend). Dit is dan ook vermoedelijk de reden waarom ze nooit voor een bescherming in aanmerking werden genomen. Als reden voor de sloop wordt verwezen naar de slechte toestand van de gebouwen en het feit dat ze sinds verschillende jaren verlaten zijn." BrusselFabriek, dat dit soort kanaalerfgoed koestert, reageerde al teleurgesteld: "Zonder illustere architect is dit soort gebouwen ten dode opgeschreven."

De kepie opzetten
De families van de brugwachter en de kanaalwachter kregen van de Kolenafvoerkanalen (Ministerie van Openbare Werken) een ambtswoning toegewezen, respectievelijk op de nummers 99 en 97 van de Nijverheidskaai op de hoek met de Liverpoolstraat. Dat is vlakbij de Godshuizenbrug, in 1940 gebombardeerd en na de oorlog heropgebouwd. Een achtergebleven bom bovenop het urinoir op het Liverpoolplein heeft nog voor heel wat beroering gezorgd, toen de oom van Frans Loosvelt er eens goed mee schudde: "Als officier wist hij wel dat ze onschadelijk was."

Frans (1952) heeft de brugdraaiersperiode van zijn vader Robert niet meegemaakt, maar hij zag wel wat zijn opvolgers moesten doen: "De pontier kreeg van mijn vader of van de sluiswachter van Molenbeek te horen dat er schepen aankwamen. Hij bediende dan een soort paneel dat in mijn herinnering lijkt op dat van oude trams, met een hendel en veel lichtjes. Deze hefbrug gaat recht omhoog met vier tegengewichten in plaats van schuin omhoog met twee tegengewichten." De mechaniek bevond zich onder het slaapkamerraam van het jongetje. Spannend waren ook de geprivilegieerde uitstapjes naar de werf van de scheepslift van Ronquières.

Volgens Loosvelt was zijn vader als kanaalwachter verantwoordelijk voor het kanaal Brussel-Charleroi tussen Sainctelette en Halle. Toch werkte hij, tot jolijt van de kinderen, vooral van thuis uit: "De meestergast, de kantonnier, kwam elke dag langs. We hebben ons vader veel zien telefoneren, om gegevens door te spelen aan het KMI, van de schotbalken en van de pluviometer die in onze moestuin tussen de rabarber stond. De telefoon was het eerste speelgoed van de kinderen."

Het werk op het terrein bestond onder andere uit het opmeten (ijken) van schepen: "Had het schip effectief 20 ton afgeleverd? Mijn vader had daarvoor een touw met een loodje en een boekje met allerlei formules om de inhoud te berekenen. Maar hij moest vooral bemiddelen, "zijn kepie opzetten", als er geruzied werd over de volgorde van de schepen aan de sluizen van Molenbeek, Anderlecht of Ruisbroek. Hij was zo slim om meestal iets later te arriveren, als de gemoederen al wat bedaard waren. Al nam hij soms wel mijn oudere broer mee, een struise kerel op zijn achttiende."

"Als de schepen leeg waren, moest de stuurcabine eigenlijk afgebroken worden om onder de brug door te kunnen, maar vaardige schippers gaven gas waardoor de boot enkele centimeters naar beneden getrokken werd en er toch onderdoor ging. Zatte schippers ramden al eens de sluisdeuren. De herstellingen werden dan uitgevoerd door echte diepzeeduikers, die lood in de schoenen en om de hals hadden, niet door kikvorsmannen zoals nu. Enkele mannen hesen hem in het pak. Hij dook van de ijsbreker die altijd aan de sluis van Molenbeek aangemeerd lag en kreeg manueel zuurstof toegediend, want er werd onophoudelijk aan een wiel gedraaid. Zoiets trok altijd veel volk."

"Ooit is een vrachtwagenchauffeur uit onvrede over zijn uitbetaling door de borstwering gereden waardoor zijn lading in het kanaal was terecht gekomen. Mijn vader moest toen alle scheepvaart stilleggen omwille van het ronddobberende vlees. Ook nam hij de examens af van het personeel dat de jaagpaden en bermen moest onderhouden. Ik zie de kandidaten nog maaien met de zeis, een put graven met rechte wanden en met een roeispaan een bootje navigeren, 'wrikkelen'."

Het telefoonkot
Het waren robuuste huizen, met heel dikke muren. Ex-gids van La Fonderie Patrick Viaene wees daar tijdens rondvaarten altijd op: "Door de dikte van de muren van het brugwachtershuis zagen de ronde uitkijkramen er van op straat uit als kleine nissen, 'klein' erfgoed van het Brusselse havenlandschap dat nu helaas is verdwenen."

"Ook het kanaalwachtershuis had als officieel gebouw onderdelen die andere huizen in de buurt niet hadden," zegt Loosvelt: "Een nooduitgang, een brandladder en een vlaggenstok voor de Belgische vlag. Op de metalen plaat boven de voordeur stond: kanaalwachter - garde canal. Links van de voordeur was een luik voor een telefoon die zowel van in het huis als van op straat door de schippers of werklui kon bediend worden, al was het in mijn tijd al afgesloten langs de buitenkant en diende het om kranten in op te bergen. Op onze koer lagen soms vervangingsstukken voor de brug."

Een zekere status hing samen met de positie: "Minstens twee keer in de week steak, van de abattoir vlakbij, en elke dag soep voor de maaltijd. Mijn vader was bij de kerkfabriek van Sint-Barbara en dus niet erg blij toen ik me op De Rode Vaan abonneerde. Het verdween in 'het telefoonkot' als de pastoor bij ons kwam eten."

De brugwachter naast hen had wel als eerste een televisie: "Ik ging daar op woensdag naar Ivanhoe kijken (een zus van Frans herinnert zich vooral Schipper naast Mathilde), maar toen kregen we zelf tv en waren die bezoekjes aan de bijhorende mooie, jonge vrouw ook voorbij."

Kanaalkoers
Naast de woning aan de Godshuizenbrug was effectief een steegje met godshuizen (voorloper van OCMW-huizen) "waar mijn bodyguard woonde die bij ruzies op school voor me opkwam". Het kon vroeger zo druk zijn op het kanaal, met kolenvervoer en andere losse vracht, dat de Loosvelts wel eens de voetbrug (passerelle) moesten nemen om naar school te gaan. Die hadden de grote Molenbeekse bedrijven laten bouwen om hun arbeiders geen excuus te geven om te laat op het werk te komen. Op de speelkoer heeft Frans Loosvelt nog tegen dé Franky Vercauteren gevoetbald: "Hij kon me niet passeren. Ik moet er eerlijkheidshalve wel bij zeggen dat hij een paar jaar jonger was..."

Als kind zag Loosvelt al verschillende lijken in het kanaal: "Dat waren lang niet allemaal ongevallen. Een keer zag ik ook een schip met een dode walvis." Maar het was ook een levendige buurt. Op het Liverpoolplein werd er gekaatst, Loosvelt kon het volgen van op het balkon achteraan het huis. De wielerkoersen langs het kanaal met aankomst ongeveer ter hoogte van de voordeur waren het spectaculairst: "Ze werden meestal door jongeren gereden, georganiseerd door het café op de andere hoek van het Liverpoolplein. De zoon van de waard moest altijd meekoersen, maar hij had niet veel talent. Wij zorgden ervoor dat we altijd dicht bij zijn vader stonden om hem tekeer te horen gaan."

Tot Robert Loosvelt met pensioen ging in 1980 is het gezin aan het kanaal blijven wonen. Frans heeft zijn vader niet opgevolgd - "ik heb water- en hoogtevrees" - maar werkte tot aan zijn pensioen wel bij de Vlaamse Watermaatschappij (Watergroep), dus toch 'iets' met water. Hij neemt foto's waar zijn ouderlijke huizen ooit stonden: "Ik heb nog overwogen om het huis te kopen waar ik opgroeide, maar dat heeft maar 30 seconden geduurd. De buurt was al te moeilijk, eigenlijk wilde ik hier niet meer wonen." Beliris bouwt hier nu aan een complex met 16 appartementen, buitenschoolse opvang (Vaartkapoen), een gemeentelijke antenne, een collectieve tuin en een kantoor van de Haven van Brussel. Het gebouw dat door bureau B612 Associates werd ontworpen, kreeg van Leefmilieu Brussel het label Voorbeeldgebouw en moet vanaf september 2014 de Heyvaertwijk mee opfrissen. In een hoek van het intussen al verkeersvrije Liverpoolplein is er nog steeds een autohandelaar, merkt Loosvelt op: "Destijds deed De Pauw daar in oldtimers zoals de T-Ford." En blij als het kind van toen: "Kijk, de brug gaat juist omhoog!"

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sint-Jans-Molenbeek , Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni