David Van Reybrouck: Brussel wordt nooit een lief

Anne Brumagne
© Brussel Deze Week
11/03/2007
De schrijver David Van Reybrouck heeft een nieuw boek geschreven, Slagschaduw. Na het nonfictieboek De plaag, een theatertekst, poëzie en korte verhalen is dit zijn eerste roman. Slagschaduw lijkt autobiografisch. Maar "alles is autobiografisch, ook mijn leugens," zegt de auteur lachend. Een boek over vervreemding, vergeefsheid en vergetelheid, noemt hij het, "zaken die voor mij erg met Brussel verbonden zijn."

Brussel wordt nooit een lief, niet eens een moeizaam lief, maar blijft altijd een commère die reutelt en zeurt en mij uiteindelijk negeert. Een tochtig plein, een grauwe straat, het gejammer van de trams. Liever die eerlijke tristesse dan een geveinsde gezelligheid.

Het hoofdpersonage uit David Van Reybroucks eerste roman Slagschaduw, een dertiger die Rik heet, zit in het restaurant 't Kapiteintje aan de Sint-Katelijnestraat wanneer zijn gedachten op de kilheid van Brussel komen, de stad waar hij intussen een paar jaar woont. Rik zit er gebogen over een schrift waarin hij alles noteert wat hij in Brusselse archieven te weten kan komen over het standbeeld van Gabrielle Petit op het Sint-Jansplein. (Dat standbeeld staat er écht, hoewel vele passanten het wellicht nog nooit bekeken zullen hebben. Op haar erg hoge sokkel staat: Et je leur montrerai comme une femme belge sait mourir.)

Maar Rik wil niet doordringen in het leven van de in Schaarbeek gefusilleerde verzetsheldin uit de Eerste Wereldoorlog, die zulke trotse woorden sprak voor ze stierf. De freelance-journalist is gefascineerd geraakt door het model dat in 1923 poseerde voor het beeld van Petit, gemaakt door de Brusselse beeldhouwer Rombaux. Het enige wat Rik over die vrouw ooit te weten is gekomen, komt uit een getuigenis van een cardioloog aan de Policlinique de Bruxelles in de Spoormakersstraat, opgetekend door Le Soir. Riks fascinatie is gegroeid kort nadat het model dat hijzelf zo vaak heeft geportretteerd aan de academie van Anderlecht en met wie hij een passionele relatie heeft gehad, uit zijn leven is verdwenen. Dat model, Claire, is netjes gaan samenwonen met een ambtenaar. Zij wou vooruit, en met Rik lukte dat niet. Want Rik zit sinds de dood van zijn beste vriend geblokkeerd.

Ooit dacht ik een geheel te zijn, of dat binnenkort te worden. Maar met de jaren zie ik alleen nog flarden, rafels, repen leven waar ik steeds minder van begrijp. Ze defileren voorbij, ik oordeel niet meer. Wie de schaamte heeft opgeborgen, merkt een wonderlijke verbrokkeling. Ik ben iets tussen een koraalrif en een allochtoon. Ik kijk naar die blinde drift als naar een draaikolk.

Riks voorlopig enige houvast is de zoektocht naar het model dat indertijd Gabrielle Petit gestalte gaf. Meer dan kleine hints naar een mogelijke naam zal hij nooit vinden. Terwijl in zijn nonfictieboek De plaag Van Reybrouck zelf ging speuren naar het plagiaat van Maurice Maeterlinck op een Zuid-Afrikaanse auteur en in de rauwe werkelijkheid van de (post-)Apartheid terechtkwam, leidt de zoektocht van zijn gefingeerde hoofdpersonage naar niks concreets. Al vindt hij wel een zekere troost.

"Ik heb heel veel onderzoek verricht voor dit boek, heel veel in archieven gezeten," vertelt Van Reybrouck. "Dat is nu eenmaal een beetje mijn tweede natuur. Maar 95 procent van dat onderzoek heb ik weggegooid, net omdat ik geen tweede De plaag wou schrijven. Slagschaduw is geen verslag van een onderzoek, het onderzoek is alleen maar belangrijk in zoverre het iets zegt over het personage. Dit boek is echt wel fictie, een roman. Doordat ik tussen De plaag en Slagschaduw ook voor het thea­ter, poëzie en korte verhalen heb geschreven, had ik me het werken met fictieve personages wel al eigen kunnen maken. Bij een roman ben je wel op een heel eigen manier met je tekst bezig. Tijdens het schrijven moest ik ook mijn columns voor De Morgen maken, en dat voortdurende overschakelen tussen die twee genres vond ik zéér moeilijk. Je doet iets helemaal anders met de taal."

"Wat ik ook moest ervaren, is dat lezers romans opvatten als autobiografische statements. Proeflezers na de eerste versie van mijn boek belden me op om te vragen of het wel goed met me ging. Alles wat een auteur schrijft, is autobiografisch, ook zijn leugens natuurlijk."

"Voor mij gaat deze roman heel erg over Brussel. Thema's als vergeefsheid en vergetelheid zijn voor mij erg met deze stad verbonden. Net zoals elke historische stad is Brussel al door zoveel generaties bewoond, en toch zijn die voorbije levens totaal onzichtbaar. Zoals dat van het model. Omdat Rik haar niet vindt, begint hij na te denken over vergeefsheid en vergetelheid."

"Waarom ik dat meer ervaar in Brussel dan bijvoorbeeld in Amsterdam, waar ik net een paar maanden heb gewoond? Ik denk niet dat ik ooit over Amsterdam zou kunnen schrijven. Brussel heeft zijn grandeur in de negentiende eeuw gehad, tweehonderd jaar na de Gouden Eeuw van Amsterdam. En toch heb ik het gevoel dat Brussel zoveel ouder is. Weinig steden hebben zo'n interessant patina. Je ziet hier al die historische processen: verval, heropstanding, buurten verkommeren en worden weer opgebouwd, terwijl Amsterdam in een eeuwigdurend heden lijkt te baden, alsof die stad gisteren ontworpen is en fris zeventiende-eeuws tegelijkertijd. Zelfs als je daar zestig bent, lijk je nog dertig: je gaat er skeeleren en draagt een petje."

Slechtvalken
Misschien heeft dat verschil wel iets te maken met zijn jarenlange verblijf in Brussel, tegenover die luttele maanden Amsterdam? "Nee, het is iets wat ik al vanaf mijn eerste dag in Brussel ervoer, waarom ik ook in Brussel ben komen wonen. Je hebt hier een 'krioelend' verleden, de tijd is echt aan het werk. Waar in Amsterdam het verleden geen rol meer lijkt te spelen, werkt hier de negentiende-eeuwse burgerlijke cultuur nog altijd door. Oudere Brusselaars zitten soms nog echt in die sfeer."

In het Brussel van Van Reybroucks hoofdpersonage regent en waait het veel. Veel speelt zich af terwijl het donker is. Alleen als Rik gaat zwemmen op het Vossenplein en hij niet hoeft te denken, ziet hij onder zijn eigen schaduw het licht dat danst over de tegels van het zwembad. Soms voel je als lezer haast de kilte, de kou die de modellen lijden. Perspectieven veranderen voortdurend. Rik maakt lange dooltochten door de stad, te voet, met de tram. Ondergrondse treinstations zijn bijna spookstations. En er wordt veel geklommen en de lift genomen: in de Hallepoort, in het zwembad. Een duif wordt in haar vlucht over een plein ingehaald door een kraai. De slechtvalken van de kathedraal storten zich naar beneden om hun prooi te pakken. De stad is voor Rik alles behalve een onbeweeglijk, harmo­nieus plaatje.

Maar er is ook plaats voor ironie: het bezoek met Claire aan de pasgeboren baby van haar zus is haast hilarisch. Net zoals het gesprek van 'trendy' Vlamingen dat Rik en zijn vriend afluisteren in een café. Dat Brussel fantastisch was, met al die talen en culturen, poneerde iemand met een bulderend, Kortrijks accent. "Za-lig," viel een ander hem in feuilleton-Vlaams bij. "De max!"

Van Reybrouck lacht: "In Slagschaduw vraagt de vriend zich af of de Marokkanen en Congolezen van Brussel ook zulke gesprekken voeren. Brussel wordt altijd opgehemeld om zijn culturele mix, zelden om zijn historische cachet. De Vlamingen in Brussel zijn vaak middenklasse, hoger opgeleid, dikwijls actief in de media of in artistieke kringen. Ik denk dat je te maken hebt met een klassiek fenomeen van esthetisering door de middenklasse: alles wat arm of oud is, wordt opgehemeld. Het lijken soms toeristen in de stad, op zoek naar authenticiteit, alsof alles wat arm en versleten is, een waarachtigheid bezit die wij als middenklasse in ons leven niet meer hebben."

:: Slagschaduw is uit bij Meulenhoff/Manteau en kost 18,95 euro

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni