Van mezen, uilen en plakpoten

Lieven Bulckaert
© Brussel Deze Week
06/01/2008
Twaalf dozijn jaar geleden, eind 1863, werd de Woluwse Vereniging van de Mezenvangers in het leven geroepen.

In de akten van de vereniging werd trots vermeld dat "(d)e Maetschappij der Meesen Vangers werd ingesteld." Het bewuste document, gepubliceerd in Sint-Lambrechts-Woluwe, van dorp tot residentiestad, vervolgt: "De societijd heeft voor oogwit de broederlijkste vereeniging en het vermaek, zij zal alle vreugde verschaffen volgens de meerderheyd der stemmen." Hoe de mezen dachten over die vorm van vermaak, wordt niet vermeld in de Woluwse reglementen, notulen en verslagen van vergaderingen.
Vogelvangst was een populair tijdverdrijf; de vereniging had een veelkoppig bestuur: "De commissie bestaet uit eenen Président, eenen secretaris, eenen kassier, eenen commissaris en eenen ondercommissaris."

De mezenvangers of meezers vormden over het hele land een soort gilde met een herkenbaar uniform: blauwe kiel, rode zakdoek om de hals en een zwart hoofddeksel, een hoge pet en soms een heuse hoge hoed. Vaak werden ze uilenmannen genoemd: het verenigingsleven was een goed alibi om te gaan nachtbraken of nachtuilen. Bovendien gebruikten veel clubs een uil als lokvogel. Opgesloten in een kooi maakte die heel wat misbaar, en de mezen - geboren pestkoppen - hadden vlug door dat de roofvogel machteloos was. Maar zij hadden dan weer buiten de lijmstokken van de vogelaars gerekend en bleven daaraan vastkleven.

Morbide
De uilen kregen een naam en groeiden soms uit tot echte mascottes: als er een efficiënte lokvogel stierf, dan werd er een begrafenis geën­sceneerd, compleet met kaarsen rond een katafalk en een lijkrede waarin het dier werd geloofd en bedankt. De zusterverenigingen in de naburige gemeenten werden officieel op de hoogte gebracht van het smartelijke overlijden, en dit was dan weer voldoende aanleiding voor een begrafenismaal.

Wanneer de uilenmannen diep in de nacht huiswaarts togen, laveerden ze in rijen over de volledige breedte van de straat. Ze konden putten uit een grote liedjesvoorraad, en bij het scanderen van de refreinen gooiden ze hun hoed hoog in de lucht om die op te vangen net voor die de grond raakte. Althans, dat was de bedoeling.
In 2002 publiceerde Ignaz Matthey Vincken moeten Vincken Locken - Vijf eeuwen vangst van zangvogels en kwartels in Holland. De schrijver beperkt zich in dit onvolprezen standaardwerk niet tot het vogelaarsgebeuren van onze noorderburen. Hij citeert meermaals Jacob van Maerlant, en ook een anonieme Vlaamse dichter die het heeft over een jongeman die klaagt over zijn aanbedene. "Sie hiet mi gaen vangen meesen," verzucht hij en daarmee zou hij bedoelen dat hij "een lastig karwei moet opknappen waarbij de kans op succes dubieus is." Het vogelvangen ligt aan de basis van heel wat gezegden uit de vaderlandse spreekwoordentrommel.
Matthey heeft het ook over de Vlaamse tekenaar en etser Johannes van der Straet, alias Stradanus of della Strada, die in de zestiende eeuw aan het hof van de Medici in Firenze werkte. Zijn creaties hebben veel kunstenaars die het vogelvangen uitbeeldden, geïnspireerd.

En ten slotte schrijft Matthey dat het eerste gedrukte Nederlandstalige kookboek rond 1514 in Brussel werd gepubliceerd. Het bevat heel wat recepten op basis van zangvogels, met veel pasteien en ragouts. De jacht op fazanten, zwanen (!) en patrijzen was strikt voorbehouden aan de adel, maar kleinere vogels - waaraan veel peuzelwerk was - mochten wel in de maag van Jan met de pet belanden. De hoge heren zorgden ervoor dat er niet getornd werd aan hun privileges en aan de mogelijkheden om hun buitensport te beoefenen. Om de honden van het gewone volk te beletten achter het wild aan te gaan, werden ze vaak 'behandeld' aan de poten. Katten werd de oren afgesneden: een kat zonder oren zal haar kop niet in een konijnenpijp (of ergens anders waar die, volgens de adel, niet thuishoort) wurmen uit angst het binnenoor te beschadigen.

Op dameshoofden
Waarschijnlijk vingen de Woluwse mezers na 1863 de diertjes niet voor culinaire doeleinden. Mezen zijn goede zangers en kleurrijke acrobaten. Hun zangrepertoire is zo uitgebreid dat ze in de natuur heel moeilijk auditief te herkennen zijn. In vele huizen hingen kooitjes vanwaaruit ze de boel een beetje moesten opfleuren. Guido Gezelle beschreef de potsenmakers in 'Het meezennestje' (zie hieronder).

In de negentiende eeuw gingen veel zangvogels voor de bijl omdat hun veren onontbeerlijk waren voor dameshoeden. Maar in tegenstelling tot mussen en spreeuwen hadden mezen geen schadelijke reputatie op akkers en in boomgaarden. Mezen vangen is strikt verboden sinds er verschillende wetten op de vogelbescherming van kracht zijn geworden. Het begon in 1873, met de wet op de bescherming van insectenetende vogels, en een hele reeks maatregelen volgde. Toch bestaat er nog minstens één vereniging met de naam Mezenvangers (letterlijk) hoog in het vaandel. Het is een fanfare uit het Antwerpse, en de muzikanten dragen nog het uniform van hun verre voorgangers-vogelaars.


Het meezennestje
Een meezennestje is uitgebroken,
dat, in den wulgentronk gedoken,
met vijftien eikes blonk;
ze zitten in den boom te spelen,
tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in, tak-om,
met velen
en 'k lach mij, 'k lach mij, 'k lach mij bijkans krom.

Het meezenmoêrtje komt getrouwig,
komt op den lauwen noen,
al blauwig
en geluwachtig groen;
het brengt hun dit en dat, om te azen,
tak-om, tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in,
ze razen,
en kruipen, vlug, het meezennestjen in.

Het meezenvaârtje zit - de looveren
verduiken 't voor 't gestraal -
te tooveren,
al in de meezentaal;
daar vliegen ze, al med'een, te zamen,
tak-om, tak-op, tak-af, tak-in, tak-uit,
en, amen, het meezennestje is weêrom ijele en uit.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni